Leesfragment

Leesfragment ‘Alias Fortezza. De Amerikaanse jacht op een jonge Nederlandse hacker’

  • 17 april 2016
  • 11m

SeaTac, Washington, USA

14 juni 2012

De bewakers hebben mij een jumpsuit gegeven waarin ik zo ongeveer verzuip, twee maten te groot. Met het pak aan lijk ik kleiner dan ik in werkelijkheid ben, kleiner betekent kwetsbaarder. Ongetwijfeld doen ze het met opzet; het past in het vernederende Amerikaanse systeem. Maar ik heb een Roemeense gevangenis overleefd, dus de Amerikanen zullen me er niet onder krijgen. Dit is immers het land van de onbegrensde mogelijkheden? Als ik iets heb bewezen dan is het wel doen alsof. Ik kan een mythe om mij heen bouwen.

De lift brengt mij en twee andere gevangenen naar beneden: een latino, tot op zijn oogleden bedekt met tattoos, en een zwarte man met een gouden tand, ook zwaar getatoeëerd. Als de liftdeur opengaat slaat de walm van schoonmaakmiddelen op mijn keel. De vloer van de gang is zoals in een ziekenhuis betegeld met glimmende witte tegels, de muren bestaan uit witgeschilderde betonblokken. De verlichting doet pijn aan je ogen, zo fel. De gang is lang; geen ramen, alleen kleine deuren. Bij een van

de deuren moeten we ons in een rij opstellen. Een bewaker van midden twintig verschijnt, onze bewaker geeft hem de papieren en neemt afscheid.

‘Manuel Hernandez?’

De latino doet een stap naar voren.

‘42318-086,’ zegt de bewaker tegen mij. ‘Ik weet niet hoe ik dit moet uitspreken. Skroooooooooten? David Benjamin?’

Ik beaam dat ik dat ben.

‘Waar kom jij in godsnaam vandaan?’

‘Nederland.’

De zwarte en de latino kijken me verbaasd aan. Ik zie ze denken: waar vandaan?

‘Ah, de Nederlander. Je weet waarschijnlijk je nummer nog niet. Geboortedatum?’

‘26 juni 1990.’

‘Oké, de laatste, jij moet dan Anthony Jackson zijn,’ zegt hij tegen de zwarte man. ‘Wat is je nummer.’

‘41192-086.’

‘Goed mannen, jullie twee komen net uit de isoleer omdat jullie je hebben misdragen. Jullie kennen de regels, loop maar door. Hernandez naar cel 419, bovenste bed, Jackson, jij gaat naar 312, onderste bed.’

‘Waarom moet ik in een driepersoonscel? What the fuck!’

‘Hé knaap, pas op je taalgebruik.’

De bewaker opent de deur. We lopen een immense ruimte binnen. Aan de andere kant van de deur staat een groep mannen die ons, de nieuwkomers, zwijgend aanstaart. Ik voel me niet op mijn gemak, maar ik recht mijn schouders.

‘Zo, meneer Skrooooten, je krijgt een plaatsje boven toegewezen. Morgen krijg je van je counselor je pac- en pin-code. Maar eerst zal iemand geld op je rekening moeten storten.’

‘Ik had contant geld bij me toen ik binnenkwam. Vijfhonderd euro. Dat zou op mijn rekening worden gezet.’

‘Dan heb ik slecht nieuws voor je. Het moet eerst naar de administratie van de bop, daar storten ze het geld op je rekening. Dat duurt zeker een maand.’

‘Hoe kan ik dan bellen?’

‘Heb je al met je advocaat gesproken? Hij heeft je vast een kaartje gegeven.’

‘Ja, ja.’ Ik graai het kaartje uit mijn tas en laat het hem zien.

‘Fancy, dat is een toegewezen advocaat, meneer Skroooten. Je kan met deze telefoons alleen gratis het kantoor van de public defender bellen. Praat morgen met je counselor. Ik moet nu verder.

Jouw cel is de trap op; penthouse 459, bovenste bed. Als je iets nodig hebt, laat me het weten.’

Net als ik de trap op wil gaan, komt een dikkige blanke jongen met lang haar en tattoos op zijn onderarmen naar me toe, type redneck.

‘Hé bro, in welke cel zit jij?’

‘459.’

‘Darren, haha. Hé Darren, je hebt een nieuwe celmaat.’

Een andere gast met donker haar die aan het kaarten is, schreeuwt naar de redneck: ‘Vraag waar hij vandaan komt!’

‘Uit Roemenië, maar ik woon in Nederland.’

‘Darren, hij komt uit een of ander maf land.’

‘Nou en, wat dan nog?’ zeg ik.

‘Nee niks, alleen pech voor jou. Darren is een stuk stront.’

Ik dacht dat ze bevriend waren, maar deze vent vuilbekt achter de ander zijn rug om.

‘Bro, je wilt echt niet in dit belachelijke groene pakje lopen, je krijgt een kakipak van mij. Geef het maar terug als je je kleren weer hebt.’

Ik bedank hem.

Nadat ik het nieuwe pak heb aangedaan en mijn bed in orde heb gemaakt, ga ik op een stoel zitten om mijn nieuwe leefomgeving in me op te nemen: een stapelbed, een smal raampje bedekt met folie zodat je niet kunt zien wat er in de buitenwereld gebeurt, een porseleinen wasbak en een gewoon porseleinen toilet.

De deur is van metaal, stevig en met een klein raampje. Het voelt alsof ik in een Amerikaanse gevangenisfilm ben beland.

Darren komt de cel binnen.

‘Spreek je Engels?’

‘Ja.’

‘Dus jij komt uit Nederland. Ben je dan een Rus?’

Probeert deze idioot me in de maling te nemen? ‘Nee, Nederlander.’

‘Whatever. Het ziet ernaar uit dat we met elkaar opgescheept zitten.’

Het is duidelijk dat Darren de cel liever voor zich alleen heeft.

‘Ja, daar lijkt het op.’

Ik loop de gang op. De helft van de mensen zit aan plastic picknicktafels die aan de vloer zijn vastgeschroefd. Ze kijken tv, luisteren muziek of staren voor zich uit, in gedachten verzonken.

Iedereen zit netjes geordend naar ras bij elkaar. Zwart bij zwart, Aziaten bij Aziaten, latino’s bij latino’s. Welkom in de beroemde Amerikaanse Smeltkroes.

Opeens merk ik dat er iemand achter me komt staan.

‘Preeveeet,’ zegt een magere jongen van mijn leeftijd met een buzz cut-kapsel, donker haar en donkere randen om zijn ogen. Hij ziet er slecht uit.

‘Sorry, wat?’

‘Toch geen Rus? Een paar gasten zeiden dat er iemand uit Rusland was gearriveerd. Je ziet er anders behoorlijk Russisch uit.’

‘Ik kom uit Holland en ben uitgeleverd door Roemenië.’

‘Wel een Europeaan dus. Ik heet Dimitri.’

Ik wil hem de hand schudden, maar hij weigert. Hij haalt zijn neus op.

‘Ik heb een zware griep te pakken. Waarschijnlijk van de Mexicanen. Je kunt mensen beter een boks geven, is ook veel hygiënischer. Waar zit jij voor?’

‘Identiteitsdiefstal en computerhacking. Dat soort dingen.’

‘Daar heb ik op de radio over gehoord. Was je gisteren in de rechtbank?’

‘Ja.’

‘Skroooooten, hier komen.’

‘Je wordt geroepen.’

Shit, die bewakers moeten wel mijn naam leren uitspreken. Ik loop de trap af en voel dat de ogen van andere gevangenen op mij gericht blijven.

‘Ben jij Skrooten?’ vraagt een gespierde zwarte bewaker.

‘Ja.’

‘Ik ben je al vijf minuten aan het roepen. Ben jij doof of zo?’

‘Jullie spreken mijn naam verkeerd uit.’

‘Hoe moet ik die stompzinnige naam van jou dan uitspreken? Hier is je identiteitskaart en nu oprotten. De volgende keer dat je wordt geroepen, direct komen, anders word je genoteerd!’

Als ik wegloop, komt een lange blanke kerel naar mij toe.

‘Hé, knul, luister niet naar die fucking nigger.’ De man heeft een lange rode baard en een kaalgeschoren hoofd. Op de zijkant van zijn hoofd staan de cijfers 88 getatoeëerd. ‘Waar kom jij vandaan?’

‘Nederland.’ Ik zie hem denken.

‘Dat ligt naast Duitsland, toch? Het land met de windmolens en al die shit?’

‘Ja, dat klopt.’

‘Er zit hier nog iemand die daar vandaan komt. Hij daar.’

Hij wijst naar een mollige, blonde man, die een spelletje domino speelt met een groepje Mexicanen. Dimitri zit er ook in de buurt en leest een krant. Omdat ik toch iets moet doen ga ik aan de dominotafel naast de mollige kerel zitten.

‘Ik heb jou hier nog niet eerder gezien. Sommige gasten vertelden dat je uit Europa komt,’ zegt de man in goed Engels met een licht Brits accent terwijl hij zich op het dominospel concentreert.

Plotseling slaat zijn Mexicaanse tegenspeler met een klap op de tafel en schreeuwt: ‘A la Verga!’ Hij kijkt naar de blonde man, begint te grijnzen en dan te lachen en geeft hem een boks.

‘Goed spel, gringo,’ zegt hij tegen Blondie.

‘Ik kom uit Nederland,’ zeg ik.

‘Daar ben ik vaak geweest. Ik kom uit Zweden.’

‘Jij zit al een tijdje in Amerika?’ vraag ik.

‘Niet echt. Ik ben uitgeleverd door Denemarken. Ik was hier nog nooit eerder geweest.’

‘En jij?’

‘Je zult het misschien niet geloven, maar we zitten in een vergelijkbare situatie. Ik ben in Roemenië gearresteerd, ik kom uit Nederland en ben ook nog nooit eerder in de VS geweest.’

Dimitri komt aangelopen. ‘Hé, ben jij dit?’ Hij wijst op de voorpagina van de Seattle Times.

‘Laat me eens lezen,’ zeg ik.

‘Volgens mij was jouw zaak ook op het avondnieuws,’ zegt Dimitri.

‘Luister… We hebben ons nog niet echt aan elkaar voorgesteld,’ zegt Blondie. ‘Ik heet Patrick. Laat me je een raad geven, David: nooit met mensen over je zaak praten. Het zijn hier allemaal

smeerlappen die maar wat graag tegen je getuigen om er zelf hun voordeel mee te doen. Zeker in een geruchtmakende zaak als die van jou. Praat met niemand over je zaak.’

‘Patrick heeft gelijk, neem deze raad van ons ter harte, man,’ zegt Dimitri.

‘Als iemand je blijft lastigvallen over je zaak, dan moet je hem recht in zijn gezicht zeggen: “Waarom wil je dit weten, ben je een verklikker?” Dan laten ze je wel met rust. Iedereen wil hier weg en ze doen alles om dat te bewerkstelligen. Geweld is een probleem, maar er zitten hier ratten die hun moeder voor een habbekrats verlinken,’ zegt Patrick.

‘Als je iets nodig hebt, dan moet je het ons laten weten, oké? We regelen het voor je. Vraag het niet aan anderen, want ze verneuken je,’ zegt Dimitri. ‘Trouwens, wacht…’ Dimitri loopt de trap op richting zijn cel.

‘Wie is jouw celgenoot?’ vraagt Patrick.

‘Iemand die Darren heet.’

‘De Eskimo?’

‘Ik denk het.’

‘Dat is klote voor je. Hij trekt zich geen reet aan van zijn celmaat. Probeer of je ergens anders terechtkan. Ik heb al een celgenoot, maar misschien kun je Dimitri vragen. Het is voor hem ook beter als hij een Europeaan op cel heeft. Ze hanteren hier een rotatiesysteem, maar als het vol komt te zitten, krijgt iedereen een celmaat en vaak word je daar niet blij van.’

Dimitri komt terug met een kleine doos. ‘Hier een zorgpakketje. Extra tandpasta, die zijn gratis, Colgate Whitening Peroxide, Dove zeep, Suave shampoo, wat noodlesoep, Pepsi en een Drie Musketiers-reep.’

Ik breng de doos naar mijn cel. Als ik terugkom, blijf ik een beetje bij de tafel hangen en kijk naar het dominospel.

Patrick geeft me zijn radio. ‘Ga maar even televisiekijken, je moet het kanaal kiezen dat je onder de televisie ziet staan.’

Ik pak een plastic stoel om op te zitten. Na een minuut of tien tikt een Mexicaan van in de veertig me op de schouder.

‘Dit is mijn stoel,’ zegt hij geïrriteerd.

‘Oké.’ Ik sta op en pak een andere stoel en ga verder met tvkijken.

‘Dit is ook mijn stoel,’ zegt dezelfde Mexicaan.

What the hell! Ik sta weer op en pak weer een andere stoel.

‘Oké zo?’ vraag ik duidelijk geïrriteerd.

De kerel van de stoel praat inmiddels met een andere Mexicaan en kijkt me kwaad aan. Ik ga stoïcijns door met tv-kijken tot ik weer op mijn schouder word getikt. ‘Wat nu weer? Pak gewoon een van die andere klotestoelen en laat mij rustig tv-kijken!’

Wat is zijn probleem? Fuck hem! Ik moet nu mijn mannetje staan, heb ik in Roemenië geleerd.

‘Goed, dan handelen we het af in de cel. Jij en ik!’ zegt hij.

Het volk om ons heen neemt het geanimeerd in zich op, dit is duidelijk een test voor de nieuwkomer.

Dimitri springt tussen ons in.

‘Amigo, amigo, tranquilo, tranquilo. Hij komt ook uit het buitenland, net als jij. Hij is nog nooit eerder in de VS geweest. Ze hebben hem uit Europa ontvoerd en in een Amerikaanse gevangenis gestopt.’

‘Ah, Dimitri,’ de Mexicaan kijkt me aan. ‘Zo’n jong ventje? Shit, dan moeten we hem de regels leren. Zit hij al in een wagen?’

‘Nee, nee, maar misschien kan hij een Python worden, net als ik.’

‘Nog een gringo Paisa. Si, ik zal met Lopez praten.’ Hij kijkt me aan. ‘Jij! Deze stoelen horen bij de kamer. Nooit op iemand anders stoel zitten of meenemen. Dat is de belangrijkste regel hier. Mensen zien het als een gebrek aan respect. Kom mee, we gaan een goede vriend van mij ontmoeten. We gaan jou de regels leren.’

Ik kijk naar Dimitri die knikt alsof hij wil zeggen: het is oké. Dimitri geeft hem de krant en zegt iets in het Spaans.

We lopen de trap op naar een cel waar twee oudere Mexicanen zitten. Een van hen heeft lang pluizig kroeshaar dat overeind staat alsof hij zijn vingers in het stopcontact heeft gestoken.

Het blijkt Lopez te zijn.

‘Ik heb hier een gringo. Hij wil bij de Paisas,’ zegt de Mexicaan tegen meneer Stopcontact.

Shit, ik word toch geen lid van een of andere bende? Moet dit echt?

Hij geeft de man de krant, ze praten in het Spaans en ondertussen kijken ze me sceptisch aan.

‘Hoe oud ben jij?’ vraagt Lopez.

‘Eenentwintig.’

‘Shit, zo oud is mijn zoon ook. Veel te jong voor een plaats als deze. En jij bent nog nooit in de VS geweest? Klote voor je. Je kunt je bij ons aansluiten, maar er gelden regels. Als je bij ons hoort, dan vecht je voor ons. Maak je geen zorgen, er is al lange tijd niet meer gevochten. Dimitri zit ook bij ons, en ook nog een vent uit Armenië. Je bent veilig en als je problemen met iemand hebt, dan vertel je het mij.’

‘Dus dit is een bende?’

‘Nee, geen bende. Het is een vorm van bescherming voor buitenlanders zoals jij en immigranten zoals wij. Je kunt hier alleen overleven als je je aansluit bij een groep. We hebben hier de neonazi’s, de zwarten, de api, dat zijn de Aziatische-Pacific Islanders, de Native Americans en wij dus, de Paisas. Wij zijn de grootste groep. Andere units hebben weer andere groepjes. Je zit goed bij ons, Olanda.’

’s Avonds in bed overdenk ik deze eerste dag op de afdeling van een Amerikaanse gevangenis. Ik denk dat ik mijn familie voorlopig maar niets hierover moet vertellen. Vanaf vandaag is hun zoon een Paisa.

De volgende morgen word ik gewekt door een luid gekletter als de bewaker de deur ontgrendelt. Er is kennelijk geen automatisch systeem, dus de bewakers moeten alle cellen een voor een openmaken. Nog half in slaap ga ik naar beneden en sluit me aan in de rij voor het ontbijt.

‘Goedemorgen Paisa,’ zegt een Mexicaan tegen mij.

Als ik mijn dienblad heb opgehaald, zoek ik een plekje om te zitten. Een van de neonazi’s, de man met de 88-tattoo op de zijkant van zijn hoofd, gebaart dat ik bij hen moet gaan zitten. Ik heb het niet zo op racisten. Mijn moeder is half-Indonesisch. Ik krijg Lopez in het vizier en hij biedt me een plekje aan zijn tafel aan. De Paisas vormen inderdaad de meerderheid hier. Ze nemen meer dan de helft van de tafels in beslag.

De Mexicanen aan mijn tafel schudden me een voor een de hand en noemen hun namen. Twee van hen zitten van top tot teen onder de tattoos.

‘Olanda, je zit aan een speciale tafel,’ begint een van de mannen.

‘Dit is de tafel van de shot-caller, de baas. Lopez is de beste baas van deze unit. Hij heeft andere bendes verenigd met de Paisas, met uitzondering van de zwarten en de nazi’s. We hebben de belangrijkste jongens van het kartel onder ons. We hebben zelfs een Russische peetvader gehad, vraag maar na bij Dimitri.’

‘Vertel de jongen geen onzin! Deze tafel is niet bijzonder,’ lacht Lopez.

‘Nou, als het allemaal waar is, dan ben ik zeer vereerd.’

Een Mexicaan die in de keuken werkt, komt naar de tafel en legt een stapel melkpakjes en cakejes voor ons neer.

‘Zie je wel Olanda, deze tafel is bijzonder, we krijgen als eerste extra eten. Neem wat je nodig hebt.’

Het gewone ontbijt dat ik zojuist heb gekregen is niet voldoende. Maar met deze extra portie kan ik de dag wel doorkomen.

Als ik naar mijn cel terugloop, komt Dimitri achter me aan.

‘Hé, als je weg wilt uit de cel met Darren, laten we dan naar de counselor gaan en hem vragen of je bij mij in de cel kunt komen.’

Dat idee staat me wel aan. Ik kan beter de cel delen met iemand die ik mag dan met iemand die een hekel aan mij heeft, alleen maar omdat ik besta.

‘De counselor is een beetje een vreemde vent. Het kan zijn dat hij moeilijk doet. Als dat zo is, zeg dan iets in het Nederlands tegen me. Ik regel het voor je, maak je geen zorgen.’

De counselor is een dikzak met donker haar en ietwat schuine ogen. Hij ziet er een beetje uit als een Eskimo. ‘Heren, wat kan ik voor jullie doen?’

‘Hij wil van cel ruilen en mijn celgenoot worden.’

De counselor kijkt me aan. ‘Weet je zeker dat je dit wilt?’

Hij lijkt te denken dat ik word gedwongen. Misschien is er iets met Dimitri dat ik nog niet weet. Ik heb geen idee waarvoor hij vastzit, maar ik kan op dit moment niets anders dan hem vertrouwen. ‘Ja, dat wil ik graag.’

‘En wat is er mis met Darren? Heeft hij iets misdaan?’ ‘Nee, nee, dat is het niet. Het is meer dat Dimitri en ik allebei van hetzelfde continent zijn. We begrijpen elkaars cultuur beter.’

‘Ja, we spreken zelfs dezelfde taal,’ zegt Dimitri, wat natuurlijk complete onzin is. Dit is het moment dat ik iets in het Nederlands moet zeggen. Er schiet me alleen een sinterklaasliedje te binnen: ‘Sinterklaas kapoentje,’ murmel ik tegen hem. Gelukkig barst ik niet in zingen uit. Dimitri zegt iets terug in het Russisch waar ik weer geen bal van begrijp.

‘Goed, goed. Je mag verhuizen. Oprotten nu. Oh ja knul, vanmiddag heb ik jouw pac-nummer. Kom dan hier terug.’

Als ik met Dimitri terugloop naar mijn cel, vraag ik hem op de man af waarvoor hij in de gevangenis zit.

‘Ha, nu maak je je zorgen, omdat de counselor zo keek, hè! Nou, ik ben een Europeaan en driekwart van de Europeanen zit hier voor fraudezaken, daar kom je nog wel achter. De rest zit hier vanwege drugs of omdat ze banden hebben met de maffia. Ik ben hier in de staat Washington gearresteerd omdat ik skimmers fabriceerde. Je mag mijn dossier bekijken. Ik heb niets te verbergen.’

‘Ik vroeg het me gewoon af. Het kon zijn dat je een psychotische seriemoordenaar bent.’

In de cel laat Dimitri me zijn processtukken zien, of zoals ze het hier noemen: ‘het papierwerk’. Ik lees zijn psi-rapport, dat is opgesteld door de reclassering. Zijn volledige naam is Dimitri Brodsky, een Joods-Russische immigrant die als student de VS binnenkwam op een driejarig visum. Hij is inderdaad gearresteerd vanwege het fabriceren van skimapparatuur waarmee hij bij geldautomaten gegevens van bankkaarten en de bijbehorende codes kon kopiëren. De skimmers van Dimitri zien er geavanceerd uit, je moet behoorlijk technisch onderlegd zijn om zoiets in elkaar te zetten.

‘De helft klopt niet, die heb ik verzonnen. Ik ben in Rusland nooit gediscrimineerd omdat ik Joods ben en mijn ouders zijn ook niet overleden. Als buitenlander heb je het voordeel dat de reclasseringsambtenaar je verhaal niet kan controleren. Gewoon een kwestie van tranen en een droevig verhaal. Dat helpt om van de rechter een lagere straf opgelegd te krijgen.’

‘Hoe heb je geleerd om die skimmers te maken? Het zijn er nogal wat en het zijn echt kunstwerken.’

‘Ik heb ict aan de Technische Universiteit van Moskou gestudeerd.’

‘Maakte je deze apparaatjes voor iemand anders?’

‘Niet echt; alleen voor mezelf. Maar genoeg gevraagd! Ik weet dat ik je kan vertrouwen, we kennen je verhaal al uit de krant.’

‘Ben je al veroordeeld?’

‘Yep, ik wacht nu op mijn bestemming. Ieder moment kan ik worden overgeplaatst. Dan is deze cel voor jou alleen.’


Nieuws

Blader door onze Zomeraanbieding 2024

Onze Zomerjaarsaanbieding is binnen en hij is weer gevuld met prachtige non-fictietitels voor komend seizoen.

In De ruk naar rechts verheldert politiek verslaggever Wilco Boom op deskundige wijze de politieke staat van Nederland, Kathy Willis kijkt in Groene zintuigen op een radicaal andere manier naar de natuur en hoe het je gezonder kan maken, Vivian de …

Lees verder