Voorpublicatie

Voorwoord – De jongens van De Corridor

  • 22 september 2017
  • 3m

Voorwoord

 

Jaap Mutter ging dagelijks met de streekbus vanuit Nijmegen naar het Brabantse dorp Zeeland. De vaste klanten van lijn 21 kenden hem, mede vanwege zijn hond. Torda wilde in de ochtenduren weleens snuffelen aan de boterhammen van andere reizigers en onverhoeds een hap nemen. Mutter was een lange dertiger met een forse baard, vaak een grote hoed op het hoofd. Een schoenmakerszoon uit Enschede, die werkte in Penitentiair Trainingskamp (ptk) De Corridor, de jeugdgevangenis aan de rand van Zeeland. Hij was klinisch psycholoog. En hij was blind, iets wat je opmerkelijk kunt noemen voor iemand die in een gevangenis werkt. Want heb je juist daar álle zintuigen niet heel hard nodig? In de jaren 70 begeleidde Mutter de groepsleiders van De Corridor, die op hun beurt verantwoordelijk waren voor ‘de jongens’, de gedetineerden. In het bos aan de achterzijde van de gevangenis hadden ze een pad gemaakt. Daar kon Mutter, met zijn stok tikkend tegen de lage paaltjes die als afzetting dienden, veilig een wandeling maken en Torda uitlaten. Bijnaam van het pad: het Tik-Traject. De Corridor was een bijzondere gevangenis, een experiment. In 1967 geopend op verzoek van België, Nederland en Luxemburg. Topambtenaren van die drie landen stelden tijdens hun overleg in Benelux-verband vast dat een huis van bewaring niet de juiste plek was voor jonge mannen die voor het eerst een licht vergrijp hadden gepleegd. Daar werden ze immers meteen beïnvloed door zware criminelen. Voor die first offenders van zeventien tot drieëntwintig jaar werd aan de rand van Zeeland een penitentiair trainingskamp gebouwd, dat op het eerste oog veel weghad van een vakantiedorp: open paviljoens met een prettige lichtinval, nauwelijks beveiligd. In de beginjaren varieerde de verblijfsduur van gedetineerden van vier weken tot vier maanden. In De Corridor gold een regime dat wereldwijd de aandacht zou trekken. De ene tv-ploeg was de poort nog niet uit of ongeduldige collega’s zwaaiden al met de volgende microfoon.

 

De eerste directeur van De Corridor was een psycholoog, de volgende een socioloog. Zij leidden het experiment: een poging het gedrag van de jongens te beïnvloeden. Dat bleek al snel te hoog gegrepen, een duw in de goede richting was het hoogst haalbare. De gedetineerden kregen een zwaar dagprogramma opgelegd: met zagen en bijlen naar de bosarbeid, sport in de zaal of op het veld, de stormbaan over en confronterende gesprekken. Waarom telde je niet even tot tien voor je een schop gaf? Hoe zou je dit beter kunnen aanpakken? Bij dat alles stond de groep centraal. Want met samenwerken kun je in de maatschappij iets bereiken, aldus de les van De Corridor. Van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat leidden groepsleiders de gestrafte jongelui door het programma. Dat gebeurde nog nergens in de gevangeniswereld. Ze hielden hun jongens ‘een spiegel’ voor, ze legden samen een kaartje. Het ging om de juiste afweging: corrigeren of meedoen. Brand/Straathof – De jongens van De Corridor – BW.indd 8 04-09-17 11:24  9 Pak een willekeurige foto van die klaverjassers uit de eerste jaren van De Corridor: dikke kans dat de groepsleiders amper van de jongens zijn te onderscheiden. Ze waren van dezelfde leeftijd of slechts een fractie ouder, hadden lange haren, hun snorren en bakkebaarden waren woest. Hun scholing aan het Centraal Instituut Opleiding Sportleiders (cios) zorgde ervoor dat ze fysiek uitblonken. Groepsleiders moesten rolmodellen zijn. Ze werden ook een soort van pionier. De paden die zij gingen, waren nog niet gebaand. De eerste directeur Nico Pieck zei het aldus:

 

‘Altijd werkzame formules werden er niet gevonden. Net als we een bepaalde methodiek doordacht hadden, en vertaald in een konkreet programma, deden zich weer nieuwe gezichtspunten of andere mogelijkheden voor. De Corridor was en is steeds in beweging, steeds ietsje uit balans.’

 

Natuurlijk veranderde De Corridor gedurende de veertig jaar van zijn bestaan. Zoals de maatschappij zich vernieuwde, zoals de straffen veranderden. Na verloop van tijd kwam er een ander soort groepsleiders naar Zeeland, arriveerden zwaardere jongens die er langer zouden verblijven. Ook de taal veranderde. Want dat ‘onze jongens’ werd op den duur heel gewoon ‘de gedetineerden’. De eigenzinnige enclave vocht tijdens haar bestaan een voortdurende overlevingsstrijd uit met de ambtenarij. De Corridor moest een normale gevangenis worden, aldus ‘Den Haag’. Zover zou het nooit komen. Dit boek is gebaseerd op herinneringen van mensen die in De Corridor werkten, van jongens die er hun straf uitzaten, van directeuren van andere gevangenissen, inwoners van het dorp Zeeland, ambtenaren van het Ministerie van Justitie, wetenschappers en op herinneringen van nabestaanden. Het wordt geschraagd door een rijke opbrengst uit verschillende archieven: lokaal, regionaal en nationaal. Dat leverde tal van verhalen op, even waar als overrompelend. De herinneringen van Jaap Mutter, de blinde psycholoog die ’s ochtends met lijn 21 naar Zeeland kwam en ’s avonds door zijn vrouw Ria met de auto werd opgehaald, ontbreken. Mutter heeft een jaar of zes in De Corridor gewerkt. Als de directeur hem vroeg wat hij zoal met de groepsleiders besprak, zei hij, zich beroepend op de vertrouwelijkheid: ‘Niks mee te maken.’ Ze legden hun zorgen en problemen voor, hij probeerde te coachen. De een had er wat aan, de ander niet. Na zes jaar was Jaap Mutter toe aan zijn invaliditeitspensioen. Het stelde hem in staat om zijn vrijwilligerswerk voor andere blinden en slechtzienden uit te breiden. Hij overleed in 2011. De brave Torda was toen al lang naar het eeuwige vertrokken.