Nieuws

Adriaan van Dis over Vader en dochter

  • 13 februari 2015
  • 6m

Adriaan van Dis nam 12 februari het eerste exemplaar in ontvangst van Hendrickje Spoors Vader en dochter. Het verhaal van een opvoeding. Hieronder leest u zijn reactie op het boek:

Hendrickje Spoor heeft de bijzondere band met haar vader te boek gesteld en ruimhartig als ze is daar ook de familie bij betrokken – heel, half, aangetrouwd, aangewaaid, weggelopen of weer teruggekeerd. Het hele spoorimperium, zoals het Hendrickje het noemt …. Zijn jullie er allemaal? Durfden jullie wel?

Het is een bijzonder boek geworden. Een eerlijk boek. Goed geschreven. Ontroerend, genadeloos en zo nu en dan ergerniswekkend. (Ook dat laatste is bedoeld als compliment.) Ik vind het alleen razend moeilijk er iets over te zeggen. Het liefst ging ik met Hendrickje in een hoek zitten, op een mooie namiddag… met laat licht in de kamer, een veeg zon op onze gezichten – o wat lijkt Hendrickje dan op André. We hebben de zilverentheepot opgepoetst, snoepen uit een zilverentrommel en branden onze lippen aan de het eiserschaal porselein… en we wegen het boek in onze hand. Mene mene tekel… Under certain circumstances there are few hours in life more agreeable than the hour dedidated to the ceremony known as afternoon tea.

Ja, en dan zien we voor ons geestesoog Henry James mooi groen achter het gaas van André’ s boekenkast staan en we zullen eerlijk zijn, schandelijke eerlijk over André en lachen om al die vrouwen in zijn leven… maar nu ik Hendrickje met u delen mag, vind ik het ongepast openhartig te zijn. Dat is Hendrickje al genoeg in haar boek; daar moet ik geen strijd mee aangaan. Hoe verleidelijk de uitdaging ook is.

Madame neemt werkelijk geen blad voor de mond en dat werkt zo aanstekelijk dat ik bij het maken van mijn aantekeningen een geweldige zin kreeg er hier en daar een schepje bovenop te doen. Neem nou die vreselijke snob van een…. Nee. Nee. Is ie er? Staat hij daar niet parmantig gestrikt en gedast? Neen, neen, neen.

André was ook een snob. Gek op deftige namen, en dat werd er op zijn oude dag niet minder op. Hij kende het halve blauwe boekje uit zijn hoofd. Soms, als hij niet ophield met ‘stambomen’ en ‘zegelringen’, kon ik het niet nalaten even beleefd te gapen en dan hield hij ook onmiddellijk op. Achter de glans van de buitenkant zat een man die juist graag de spot dreef met notabiliteit.

Verwacht dus geen roddels. Een paar kleintjes misschien. Straks. En ook geen grappen. Daarvoor heeft het lezen van Vader en Dochter me te zeer geraakt, te weemoedig gemaakt. Ik mis André. En zeker na dit aangrijpende relaas. Ik heb veel van hem geleerd en veel van hem afgekeken. Hij was mijn mentor. En ik hoor nog vaak zijn stem in mijn hoofd als ik vloekend De Krant lees. André zou trouwens erg van dit boek genoten hebben, vooral van de scandaleuze beschrijvingen en rake typeringen.

Er komt in dit boek een uitstervend mensensoort voor: excentriekelingen die een veer voor zich uit konden blazen en rondreizende artiesten die talentvol op anders mans zak kunnen teren. Veel kleurrijke gekken… André grossierde er in. Zo vader zo dochter.

Al maanden voor het verschijnen van Vader en Dochter gonsde het over wie er wel in niet in voor zouden komen. ‘Maak je borst maar nat’, hoorde ik van een oud kranten collega die het weer hoorde van haar Haagse nicht die weer geparenteerd is aan een acteur die weer familie is van… (ja, je moet de weg weten in het Speurboekje.) Lieten we alle dramatis personae los in de foyer van uitgeverij Balans dan was het toneel te klein: echtgenotes, vriendinnen, ex-en, au- pairs, ambassadeurs, gravinnen, groupies, krantenvolk. De hele tijdgeest treedt naar voren, de jaren zeventig, tachtig en ook de waanzin krijgt een plaats in dit opvoedingsdrama. Een drama omdat het danig misloopt en omdat het vol prachtige scenes zit, met theatrale dialogen, en wisselende decors: het Franse platte land, Italiaanse stranden, Amsterdam – Banstraat; Den Haag – Laan Copes; Leiden – Minerva; Paris- 15ieme en 6ieme arrondissement; Washington; Manhattan –Upper East en Zwinderen, vergeet Zwinderen niet, de Drentse hel waar de moeder zich na de scheiding heeft teruggetrokken en waar het servies ons om de oren vliegt. We maken kennis met mensen die pedagogische blunders maken, die verblindt zijn door de modes van hun tijd en vooral verblindt door de gloed van hun eigen narcisme, maar halverwege kijk je in een spiegel en zie je jezelf. Het eigen narcisme. Je eigen rare streken… Uw rare streken.

Ja, we komen er allemaal in voor. De een wat meer dan de ander en niet iedereen zoals hij of zij gehoopt had, maar we worden met straffe hand opgevoerd. Zelden las ik een boek waarin ik zoveel karakters kende en als ze een andere naam kregen, herkende. Zelden ook hield ik zoveel van een karakter dat je soms graag een schop onder zijn kont zou willen geven. Een man die het vrijen en flirten niet kan laten – (nee, doe het niet, hou je handen thuis, en hup daar valt ie ie weer en ligt ie weer in o zo begrijpende vreemde armen) en toch vergeef je het hem allemaal… die lieve innemende, charmante André.

André was een man om van te houden, maar het moet ook de pen van zijn dochter zijn die hem zo liefdevol beschrijft. Ze vormden samen een ‘tweemanrepubliek’, met eigen codes en een rijke taal, al kunnen ze het ook af met halve woorden. Toch spaart ze haar vader niet. Noch zichzelf. Ze analyseert haar positie tussen twee vuren – die van een licht ontvlambare vader en een kunstinnige, oververhitte moeder. Beiden kunnen elkaars aanwezigheid slecht velen, ook al houden ze zielsveel van elkaar. En uiteindelijk zijn de kinderen natuurlijk de klos van hun ambities en jacht naar geluk. (Aanvankelijk tikte ik ‘geilheid’.)

Hendrickje is het papa-kind en moeder ervaart dat als verraad. En toch weet de schrijfster meesterlijk te ontrafelen hoezeer ze ondanks alles óók veel van haar moeder houdt.

Hendrickje beschrijft haar kinderangsten, haar jonge meisjestwijfels, haar studentikoze overmoed en het hooghartig om zich heen slaan en uithalen naar de ‘burgerlijke zwijnen’ die haar zo slecht begrijpen.(Een briefcitaat van de eerstejaars student filosofie te Leiden en lid van corps: ‘Minerva is een mensonterend stink hol waarin je je kind geen dag wil laten rondlopen(…) De studiewijsbegeerte is alleen geschikt voor intellectueel masturberende mierenneukers.’)

Nee, Hendrickje leeft liever in de literatuur. En dan hebben we het niet over de Nederlandse literatuur waar ze noodgedwongen in moet verkeren. No we speak world litterature Al jong was ze doordesemd van Oscar Wilde. Toen ik haar op haar veertiende leerde kennen, was ze en in haar zwarte periode en droeg ze, naar ik meen, een jacquet van haar vader, bloem in het knoopsgat en omrande ze haar ogen zwart. Haar Nederlands lardeerde ze met indeed, really of how frighful. Hendrickje woonde toen al op de Laan Copes in Den Haag, net los van haar woeste moeder Julian. André had Amsterdam verlaten na een hopeloze periode waarin hij probeerde Julian los te wrikken uit de invloed van de pseudo psycholoog Jurriaans, ‘een kaalgeschoren man met varkensoogjes’ die graag met pruik en jurk door de stad liep. Doen wat je voelt was zijn credo. Poepen in het bad en je lul als troost aan bieden.

Henk Jurriaans derailleerde het gezinsleven Spoor. Om zijn huwelijk te redden had André hem zelfs thuis op de Banstraat uitgenodigd om de problemen uit te praten. Jurriaans verweet André toen in een nepwereld te leven: ‘Je moet dat establishment gedrag van je door de plee trekken. Net als die culturele klotezooi hier.’ Hij wees daarbij met een minachtend gebaar naar de boekenkast.’

Staat allemaal beschreven in Hendrikjes boek. Ze geeft een kleurrijk beeld van het Amsterdam uit die dagen. Julian in leren lieslaarzen en hotpants op ouderavond. En neuken. Iedereen neukte toen met iedereen. Ook op De Krant. Zelfs Jerôme Heldring deed mee. Het was in die dagen, dat ik mijn eerste stukjes voor de krant mocht schrijven en ik met André kennismaakte. Nog zie ik hem getourmenteerd op de kunstredactie. Jurriaans had hem weer eens uitgedaagd. ‘Ik wed dat jij niet met je lul uit je broek bij de directie van de Nederlandse Dagblad Unie durft binnen te lopen.’ Waarop André antwoorde: ‘Ik betwijfel of de directie onder de indruk zou zijn en ik denk niet dat de kwaliteit van de krant er door zal verbeteren.’

Zo’n ontmoeting blijft hangen.

Bij Hendrickje bleef nog veel meer hangen.

Eenmaal veilig in Den Haag en hevig in Wilde, lakte ze ’s morgens aan het ontbijt de pinknagels van André en meegaand als hij was droeg hij op de krant zelfs een door haar geschonken zilveren kettinkje… een weekje maar.

Ik vond het meteen een enige man. (Mijn moeder had nog met zijn vader gedanst op een bal bij de KMA – en zo ontstond een vriendschap.)

Wat later, op een zomerdag, bezochten André, Hendrickje en ik de generaal Spoor Kazerne in Ermelo. We groeten daar plechtig de bronzen buste op het pleintje bij de ingang, gesecondeerd door een man in uniform. Hendrickje vond het nodig de generaal wat op te fleuren. Poeder op de bronzen wangen, lippen gestift. Bloem op de pet. Het uniform protesteerde, maar André gaf zijn dochter alle ruimte… totaal vertederd. Maar ook zichtbaar verscheurd, want hij was wel de Zoon van een ‘Nationale Held’ – die woorden fluisterden ze achter zijn rug toen hij als scholier in Bilthoven in armoe z’n rug rechtte na de plotselinge dood van zijn vader. Iets dat hem met trots vervulde. Ook die dag in Ermelo. Toen nog wel.

Voor dat Hendrickje in Wilde was, aanbad ze Alain Fournier’s Le Grand Meaulnes en weer veel later Huysmans À rebours. Schrijvers die hun eigen accenten kregen in haar zorgvuldig ingerichte kamers. Frankrijk zal na het lezen van Le Grand Meaulnes (en het bezoeken van de door Fournier beschreven lagere school in Épineuil-le-Fleuriel) voor altijd haar ideale land blijven. Niet Nederland: too frightful barbarian.

Hendrickje is vol van het idee zelf schrijver te willen worden. Ongebonden. Vrij. Angstig vrij. En haar vader steunt haar daar in. Brief na brief spreekt hij haar moed in een novelle waaraan ze te lang treuzelt af te maken en hij prijst haar zinnen en passages in brieven. Het zijn ook prachtige brieven – van allebei.

De liefde tussen een vader en een dochter daar gaat het om in dit boek. Een liefde groter dan tijdgeest, groter dan de scandaleuze details, groter dan de milieuschets en de familie perikelen. Vader en dochter is zoveel meer. Het besef van die liefde stoot de schrijver op. Verlost haar van twijfel en geeft haar de durf alles ontziend te zijn.

Lieve Hendrickje, je schrijft aan het eind dat je vader met zijn dood jullie wereld heeft meegenomen- de tweemansrepubliek. Toch heb je ons toegelaten in je genoteerde herinneringen. En daarmee heb je André een plaats in de literatuur geven. Vooralsnog de Nederlandse literatuur. Paarlen voor de zwijnen. Maar André zou er zeer tevreden mee zijn. Ik hoorde zijn stem tijdens het lezen en vooral zijn stoute lach.

Mag dit boek je naast – het gebruikelijk gezeur en de burgerlijke verontwaardiging – vooral heel veel geluk brengen op het pad naar de Parnassus.

Adriaan van Dis


Leesfragment

Leesfragment Vader en dochter

Hoe mijn ouders elkaar precies hebben leren kennen, weet ik niet. Ik weet dat mijn vader en zijn moeder vlak na de oorlog in Den Haag mijn latere grootmoeder Willy op straat tegenkwamen en dat ze even met elkaar bleven praten omdat ze een gemeenschappelijke vriendin hadden. Pappa is dan twaalf jaar en diep onder …

Lees verder
Nieuws

Fotocollectie Vader en dochter van Hendrickje Spoor

Onderstaande foto’s behoren tot de privécollectie van Hendrickje Spoor. De geportretteerden spelen een rol in haar meeslepende nieuwe boek Vader en dochter.

Hendrickje als klein meisje met haar vader André Spoor

André Spoor en Julian De Blieck, de ouders van Hendrickje

André Spoor en Julian in New York

Hendrickje Spoor met haar broertje …

Lees verder