Fragment uit De kantorenkoning. Opkomst en ondergang van het Eurocommerce-imperium van Raymond Korse en Jan Smit.
Eurocommerce
Een charmante boer. Slim, als een schaker; hij denkt voortdurend drie zetten vooruit, betrouwbaar en ambitieus. Iemand met altijd de juiste mensen om zich heen. Maar tegelijkertijd ook dominant en flegmatiek. Die enorm van achter uit zijn keel kan gaan als iets hem niet zint – bij voorkeur in het Rijssens dialect, een variant op het Twents. En die graag koketteert met zijn gewone komaf.
Ger Visser, destijds projectontwikkelaar in de dop, weet nog goed waar hij was en wat hij dacht toen hij Dik Wessels voor het eerst ontmoette. Ergens in 1975 in Gorssel aan de Zutphenseweg, de doorgaande weg tussen Deventer en Zutphen. Daar, op een perceel van zo’n tien hectare, waar, weggestopt achter een muur van hoge hekken en heggen, inmiddels het luxueuze landhuis staat van Hennie van der Most, een andere selfmade ondernemer, ontvangen Ger, vader Henk en broer Kees op een doordeweekse dag Dik Wessels met twee zakenvrienden.
Jan van der Horst is een van deze compagnons. De supermarkteigenaar wil in Apeldoorn in een voormalige machinefabriek een horecagroothandel (HANOS) beginnen. Het plan is dat Eurocommerce de herontwikkeling van het pand voor zijn rekening neemt, Wessels Rijssen, het bouwbedrijf van Wessels, de verbouwing doet en Wessels zelf privé in HANOS participeert. De groothandel huurt het gebouw vervolgens van Eurocommerce.
Wessels, een man met een fors, ietwat gebogen postuur, en een grof, gelooid gezicht, maakt indruk op de Vissers.
Wessels Rijssen stelt op dat moment nog niet zoveel voor. Nijhuis is de grote aannemer in de orthodox-protestantse enclave in het overwegend katholieke Twente. Maar dat verandert snel. Terwijl veel aannemers zwaar gebukt gaan onder de crisis, gaat het Wessels voor de wind. Zijn bedrijf groeit gestaag.
Ger en Dik hebben een klik. Dat is niet zo vreemd. Beiden zijn ambitieus, zoon van een ondernemer, ongeveer even oud. Beiden zijn gedoemd om in de voetsporen van hun vader te treden – Dik heeft dat in 1968 al gedaan; hij nam toen het bedrijf over van zijn vader Arend. Ger en broer Kees zijn de gedoodverfde opvolgers van vader Henk.
Henk Visser sr. is de directeur en oprichter van Eurocommerce; een charmeur en een causeur – een gezelligheidsdier zoals dat heet. Vlot van de tongriem gesneden; dat hebben Ger en zijn jongere broer Kees niet van een vreemde. Iemand met het hart op de juiste plek, zeker in de Tweede Wereldoorlog.
Aan die oorlog bewaren de Vissers slechte herinneringen. Twee broers van Henk – Cor en Ger – zitten in het verzet en worden ergens begin jaren veertig opgepakt. Ze belanden beiden eerst in de gevangenis in Scheveningen, daarna in Duitse werkkampen en keren daar nooit uit terug.
Ook Henk zit in het verzet. Hij helpt onder anderen buitenlandse militairen vanuit bezet gebied terug te keren naar huis. Dat hangt hij niet aan de grote klok. Hij vindt het niet iets om over te pochen, hij ziet het als zijn taak.
Vader is een liberaal in hart en nieren. Maar in de oorlog krijgt hij ook veel respect voor communisten. Daar kun je van op aan, vindt hij.
Voor zijn verzetswerk krijgt hij de Eisenhower-oorkonde, een onderscheiding voor hulp aan gestrande Amerikaanse soldaten. En het verzetskruis. De oorkonde is aangevraagd door zijn zoons, het verzetskruis door zijn zus.
De Vissers komen van Ameland. Opa en vooral oma zien daar weinig toekomst voor hun gezin met vier kinderen. Net als veel andere eilanders besluiten ze te verhuizen naar Amsterdam, waar grootvader gaat varen bij de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot Maatschappij (KNSM), de grootste rederij in Amsterdam.
Ger en Kees brengen hun eerste levensjaren door aan de Nieuwe Achtergracht, vlak bij het centrum en later in een flatje in Buitenveldert. Ger wordt er geboren in 1953, Kees drie jaar later.
Vader Henk is na de oorlog erg zwak. Hij heeft tbc en raakt bij een operatie een deel van zijn longen kwijt. Om weer wat aan te sterken verblijft hij een tijdje in het Nederlands Sanatorium in Davos. Hij wordt aangemerkt als oorlogsinvalide en krijgt een uitkering. Die is echter ontoereikend om in het levensonderhoud van het gezin te voorzien. Daarom stapt hij in het onroerend goed. Hij koopt hier en daar een boerderij of een winkelpandje. In 1957 start hij een eigen bedrijf, dat later uitgroeit tot Eurocommerce.
Moeder Alida, een zorgzame en lieve vrouw, doet het huishouden en de opvoeding.
Het gezin is harmonieus. De broers kunnen goed met elkaar overweg. Ger is vrij rustig, ietwat introvert. Kees is iets driftiger en strabanter.
Echte projectontwikkelaars zijn er dan nog niet in Nederland. Die komen pas begin jaren zeventig. Voor Henk Visser is het dus pionieren geblazen.
Hij vindt al snel een interessante niche. De eerste oliecrisis in 1973 biedt kansen. De crisis drukt Nederland met de neus op de feiten. Wil het land minder afhankelijk worden van de OPEC-landen, dan moet Nederland zelf op zoek naar olie en andere energiebronnen. Onder meer op het Nederlands plat van de Noordzee. In zee verrijzen boorplatforms. Die moeten ook worden bevoorraad. Den Helder is daarvoor de ideale locatie. In deze gemeente ontstaat een grote behoefte aan bedrijfshallen. Eurocommerce stapt in dit gat.
De aankoop van een kleine, primitieve bedrijfshal in Den Helder is Henks eerste echte stap in de wereld van het vastgoed. Hij koopt de hal, verbouwt deze en verhuurt de ruimte vervolgens aan Damco-Van Swieten, een dochter van Nedlloyd die boorplatforms op de Noordzee bevoorraadt met boorkoppen, slangen, buizen en chemicaliën. De hal meet 1500 vierkante meter en levert per jaar 60.000 gulden huur op.
Vanaf 1973 krijgt Henk hulp van zoon Ger. Een jaar later volgt Kees. Henk jr., de jongste broer, is dan nog niet in beeld. Die is van 1969 en is dus een nakomertje.
Bij die ene hal blijft het niet. Eurocommerce zet vergelijkbare bedrijfspanden neer in het hele land. Hoogeveen, Zwolle, Zaltbommel: overal verrijzen de uit de kluiten gewassen dozen.
Meestal kopen de Vissers de grond van de gemeente. Het is goede handel. Nette contracten voor goede prijzen. Maar niet zonder risico. Nattevingerwerk; ze maken zelf inschattingen van de behoefte en stemmen daarop af hoeveel ze moeten bouwen. Soms stoten ze hun neus. Maar vaak gaat het goed. Vader blijkt een goed koopman, evenals zijn twee oudste zoons.
Naast hun werk zijn Kees en Ger verslingerd aan de paardensport. Al van kinds af aan. Vanaf het moment dat ze bij opa in Abcoude een pony door de straat zien draven, zijn ze verkocht. Ze gaan op paardrijles en hebben talent. Vooral Ger. Als kind rijdt hij al paard in het Amsterdamse Bos.
Om meer ruimte te hebben voor de paarden, verhuist het gezin in 1971 naar Ermelo. Daar, aan de Brink 125, koopt Visser voor 135.000 gulden een ruim drie hectare groot stuk grond van een boer en bouwt er een manege met een paardenbak in de achtertuin. Stalruiter wordt Johan Heins, die het later nog ver zal schoppen; hij wordt in 1977 met de Nederlandse equipe Europees kampioen.
Lang blijven de Vissers Ermelo niet trouw. In 1973, nog geen twee jaar nadat ze er zijn neergestreken, verkoopt Henk Visser de hele boel weer aan de Koninklijke Nederlandse Federatie van Landelijke Rijverenigingen (KNFLR), in 2002 opgegaan in de Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie (KNHS). De hippische bond betaalt de hoofdprijs, ruim één miljoen gulden.
Deze transactie loopt via Zwitserland, via een brievenbusfirma met de toepasselijke naam Pferdeheim AG. Dit vehikel staat op naam van Visser en is ondergebracht bij Experta Treuhand, een trustkantoor in Zug, onthult dagblad Het Vrije Volk in 1978. Een schimmige constructie, vermoedelijk bedoeld om de ware identiteit van de eigenaar te verhullen.
Typisch Henk Visser sr. volgens sommigen. ‘Pa Visser was een gewiekste oplichter, een charmeur die knollen voor citroenen wist te verkopen. Bepaald geen goed voorbeeld voor zijn opgroeiende zoons. De jongens werden verpest, letterlijk en figuurlijk over het paard getild. Wat overheerste bij de Vissers thuis was een obsessie voor geld,’ verklaart een jeugdvriend van Ger en Kees uit Amsterdam in januari 2011 tegenover zakenblad Quote.
Oplichter is een groot woord. Gewiekst is Henk Visser sr. wel. Een ritselaar en rasopportunist met een goed netwerk. Dat blijkt ook uit een affaire rond de Nationale Casinostichting, de voorloper van Holland Casino. Die zaak staat centraal in het al eerder genoemde artikel in Het Vrije Volk.
Na jarenlang politiek gesteggel besluit Den Haag in 1974 dat de overheid een casinovergunning gaat uitgeven. De Nationale Stichting tot Exploitatie van Casinospelen in Den Haag, de voorloper van het huidige Holland Casino, beter bekend als Nationale Casinostichting, krijgt de vergunning. Deze stichting mag de gokhallen gaan exploiteren. De winst gaat grotendeels naar de staat.
Voorzitter van de Nationale Casinostichting is Joop Ritmeester van de Kamp, een voormalig KLM-directeur die jarenlang was voorbestemd om president-directeur te worden van de luchtvaartmaatschappij, maar het uiteindelijk moest afleggen tegen Sergio Orlandini.
De Nationale Casinostichting is blij met de concessie. Waar het de vergunninghouder aan ontbreekt zijn technische kennis en geld. Voor de knowhow gaat de stichting in zee met Österreichischen Spielbanken AG, een van de grootste casinobouwers ter wereld. Geld blijft een probleem.
Van de Kamp is echter goed bevriend met Henk Visser sr. De voorzitter en de Eurocommerce-directeur delen een passie voor paarden. Van de Kamp rijdt bijvoorbeeld regelmatig paard op de manege in Ermelo. En hij adviseert Eurocommerce. Daarnaast doen ze ook veel zaken met elkaar.
In april 1975 zit Van de Kamp samen met Visser in Arnhem onder meer aan bij een vergadering met drie heren van een Arnhems wegenbouwbedrijf. Hij staat naar eigen zeggen op goede voet met de vijf belangrijkste adviseurs van de sjah van Perzië en zegt dat hij de wegenbouwer in Iran aan nieuwe opdrachten kan helpen. Ook legt hij contacten voor Eurocommerce met het voedingsmiddelenconcern Wessanen, waarvan hij commissaris is.