Leesfragment

‘De uitvaartverzorger’

  • 7 oktober 2016
  • 5m

Ten geleide

Het verhaal in dit boek is voor een belangrijk deel gebaseerd op een strafzaak die daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Een deel is evenwel fictie, geïnspireerd door de feiten in het dossier en de praktijk van de strafrechtspleging. Net als in die praktijk zijn in dit boek waarheid en fictie met elkaar verstrengeld.

Gelet daarop benadruk ik dat bepaalde karaktertrekken van de personen uit de echte strafzaak en sommige gebeurtenissen in hun levens in dit boek zijn aangepast of zelf bedacht. Jaartallen en sommige plaatsen en ondergeschikte feiten zijn eveneens gewijzigd. Citaten uit processen-verbaal, rapporten en rechterlijke uitspraken zijn met het oog op hun leesbaarheid of functie in dit verhaal gedeeltelijk verkort of anderszins geredigeerd weergegeven. Hun inhoud is daarbij niet wezenlijk veranderd. Net als in mijn vorige boek De breuk konden niet alle details uit de echte strafzaak worden verwerkt. Voor de gesprekken tussen Charles Fitzroy Spinning en zijn cliënt is naast fictie uitsluitend gebruikgemaakt van op de openbare terechtzittingen afgelegde verklaringen en voorgehouden stukken. Verder zijn vrijwel alle persoonsnamen in dit boek gefictionaliseerd.

In deze zaak spelen circumstantial evidence en rechterlijke overtuiging een hoofdrol. In ballettermen: een pas de deux. Bij het eerste moet ik steeds weer denken aan een uitspraak van Sherlock Holmes in sir Arthur Conan Doyles verhaal The Boscombe Valley Mystery (1891): ‘Circumstantial evidence is a very tricky thing. It may seem to point very straight to one thing, but if you shift your own point of view a little, you may find it pointing in an equally uncompromising manner to something entirely different.

En hoewel veel moordzaken met ontkennende verdachten intrigerend zijn, inspireerde deze zaak mij in het bijzonder omdat het mysterie van de rechterlijke overtuiging daarin zo’n ongrijpbare rol speelt. Hoe komt het toch dat rechters zo verschillend kunnen oordelen, ook al is het voorliggende feitencomplex nagenoeg hetzelfde? Op deze intrigerende vraag heb ik geen pasklaar antwoord, maar ik nodig u graag uit in dit boek zelf naar antwoorden te zoeken.

Bij het schrijven van dit boek heb ik dankbaar gebruikgemaakt van de waardevolle adviezen van uitvaartondernemers Monique Kupras en Peter de Ruijter, die ik te pas en te onpas mocht benaderen met vragen. Taco van der Zwaag dank ik voor zijn hulp bij het redigeren van de tekst. Het enthousiasme en de begeleiding van de medewerkers van Uitgeverij Balans, ten slotte, waren voor de totstandkoming van dit boek evenzeer onmisbaar.

Gerard Spong
Amsterdam, 26 juli 2016

 

Maassluis

Op een koude donderdagavond in november 2002 staat op de Govert van Wijnkade in Maassluis ter hoogte van nummer 11 een Ford Escort geparkeerd op de kadestrook bij het water. Het is even na halftien en het miezert. De winkels zijn gesloten. Rond de oude haven, waar het overdag behoorlijk druk kan zijn, is het nu rustig en donker. Er zijn nauwelijks nog mensen op de been. Dan gebeurt er plotseling iets huiveringwekkends, wat door slechts één ooggetuige wordt gezien. Die ooggetuige wordt een paar weken later onder hypnose gehoord.

Klinisch psycholoog, tevens ondervrager (O): ‘Welke kant ga je uit?’
Gehypnotiseerde ooggetuige (G): ‘Naar de Koepaardbrug.’
O: ‘Ja. Naar de Koepaardbrug.’
G: ‘Eroverheen, linksaf. Ga ik langs De Bierelier.’
O: ‘Ja. Je rijdt langs café De Bierelier.’
G: ‘En dan ga ik weer linksaf.’
O: ‘Ja.’
G: ‘En dan kom ik op de Haven uit.’
O: ‘Ja. Je komt op de Haven uit. Hoe rijd je dan?’
G: ‘Daar is geen parkeerplek.’
O: ‘Mmm. Mmm.’
G: ‘Dus ik rijd een stukje achteruit. Daar is wel parkeer plek.’
O: ‘Ja. Waar staat je auto dan geparkeerd? Waar heb je hem neergezet?’
G: ‘Bijna… Eh paar vakken bij de deur vandaan.’
O: ‘Mmm. Mmm. Paar vakken bij de deur.’
G: ‘Van De Moriaan.’
O: ‘Van café De Moriaan vandaan. Is dat links of rechts van De Moriaan?’
G: ‘… Eh. Als je met je neus naar De Moriaan staat, is het rechts. Als je naar de kadekant staat is het links.’
O: ‘Mmm. Mmm. Heel goed. Je zet de motor af.’
G: ‘Mmm. Mmm. Ja.’
O: ‘Wat zie je op dat moment?’
G: ‘Niks. Ik stap uit mijn auto.’
O: ‘Je stapt uit je auto. Heel goed. Hoe loop je als je uit je auto stapt?’
G: ‘…Eh. Mijn auto staat… eh schuin naar de kade toe.’
O: ‘Ja.’
G: ‘Ik stap links uit.’
O: ‘Ja.’
G: ‘En ik loop er achterlangs.’
O: ‘Ja.’
G: ‘Richting De Moriaan.’
O: ‘Ja. Heel goed. Maar op een bepaald moment hoor je of zie je
iets.’
G: ‘Er staat… eh. Er staat een auto aan de overkant met z’n lichten aan.’
O: ‘Wanneer zie je dat?’
G: ‘Ik kijk links over mijn schouder.’
O: ‘Ja. Je kijkt links over je schouder. Ben je je eigen auto al voorbij?’
G: ‘Ja.’
O: ‘Mmm. Mmm. Je kijkt links over je schouder en wat zie je?’
G: ‘Een auto. Die rolt heel langzaam naar voren en hij valt d’r in.’
O: ‘Ga nog eens terug naar het moment dat je over je schouder kijkt. Probeer dat beeld voor je te krijgen en letterlijk te beschrijven wat je ziet. Je ziet een auto. Waaraan zie je dat het een auto is?’
G: ‘Dubbele koplampen.’
O: ‘Mmm. Je ziet twee koplampen.’
G: ‘Ja.’
O: ‘Branden die?’
G: ‘Ja. Fel.’
O: ‘Fel licht.’
G: ‘Ja.’
O: ‘Zie je iets van de auto?’
G: ‘Weinig.’
O: ‘Mmm. Mmm. Zie je iets van een vorm?’
G: ‘Er staat iemand naast.’
O: ‘Er staat iemand naast. Aan welke kant staat iemand ernaast van jou uit gezien?’
G. ‘Links.’
O: ‘Mmm. Er staat iemand links van de auto. Hou het beeld maar vast en kijk ernaar. Je ziet een persoon. Zie je hem in z’n geheel?’
G: ‘Ik zie eerst de auto.’
O: ‘Ja. Je ziet eerst de auto. Het gaat heel goed. Probeer het beeld maar voor je te krijgen. Je ziet de auto. Je ziet een persoon naast de auto.’
G: ‘Hij staat aan de portierskant.’
O: ‘Ja.’
G: ‘Stuurkant.’
O: ‘Ja. Hij staat aan de stuurkant.’
G: ‘Hij doet niks.’
O: ‘Mmm. Hij staat daar. Hij doet niks. Zie je de persoon in z’n geheel?’
G: ‘Heel donker is het.’
O: ‘Mmm.’
G: ‘Hij staat. De auto staat iets schuin… bovenkant.’
O: ‘Mmm. Ja heel goed.’
G: ‘Auto valt. Hij doet niks.’
O: ‘Mmm. Je ziet die persoon naast de auto. Zie je z’n voeten?’
G: ‘Nee.’
O: ‘Zie je z’n benen?’
G: ‘Stukje.’
O: ‘Je ziet een stukje van z’n benen. Zie je z’n bovenlijf?’
G: ‘Ja.’
O: ‘Mmm. Zie je iets van een jas?’
G: ‘Dikke jas.’
O: ‘Mmm. Dikke jas. Hoe lang?’
G: ‘Tot aan z’n middel.’
O: ‘Tot z’n middel. Mmm. Zie je een hoofd?’
G: ‘Kaal.’
O: ‘Mmm. Je ziet een kaal hoofd. Hoe lang schat je de gestalte, de persoon?’
G: ‘Klein. Ongeveer 1 meter 70.’
O: ‘Klein. Mmm. Heel goed. Zie je iets bijzonders aan de auto?’
G: ‘Fel licht.’
O: ‘Het felle licht. En de gestalte van ongeveer 1 meter 70 staat ernaast. Dikke korte jas.’
G: ‘Eerst de auto.’
O: ‘Ja.’
G: ‘Daarna zie ik de persoon.’
O: ‘Mmm. Zie je uitsteeksels aan de auto? Bijzonderheden aan de auto?’
G: ‘Nee.’
O: ‘Kun je zien of er een portier open of dicht is? Kun je dat zien?’
G: ‘Dat is dicht. Hij staat naast de auto.’
O: ‘Mmm.’
G: ‘Hij staat vlak naast de auto.’
O: ‘Ja. Waar zijn z’n handen? Zie je dat?’
G: ‘Ik zie geen handen.’
O: ‘Mmm. Hoor je wat?’
G: ‘Niks.’
O: ‘Mmm. Heel goed. We gaan verder. De persoon staat naast de auto. Wat gebeurt er dan?’
G: ‘De auto valt.’
O: ‘De auto valt. Waar blijft de persoon?’
G: ‘Op dezelfde plek.’
O: ‘Blijft op dezelfde plaats staan. Heel goed, het gaat heel goed. De persoon staat op dezelfde plek.’
G: ‘Ja.’
O: ‘En je ziet de auto vallen.’
G: ‘Ja.’
O: ‘Hoor je dan wat?’
G: ‘Ik hoor een plons.’
O: ‘Mmm. Mmm. Heel goed. Wat gebeurt er vervolgens?’
G: ‘Ik vraag of ie gek is.’
O: ‘Ja. Je roept tegen hem.’
G: ‘Ja. Ben je gek of zo? Dat doe je toch niet?’
O: ‘Mmm.’
G: ‘En toen maakte hij een gebaar.’
O: ‘Mmm.’
G: ‘Dus… eh, schouders ophalen.’
O: ‘Ja.’
G: ‘En toen begon ie… eh hysterisch te gillen.’
O: ‘Mmm.’
G: ‘En ik liep naar binnen.’
O: ‘Ja.’
G: ‘Om te zeggen wat er was gebeurd.’
O: ‘Ja. Heel goed.’
G: ‘Toen ik weer buiten kwam, was ie weer weg.’
O: ‘Mmm. Je hebt naar hem geroepen.’
G: ‘Ja.’
O: ‘Hij trekt zijn schouders op.’
G: ‘Ja.’
O: ‘Begint te gillen.’
G: ‘Ja. Krijsen. Hysterisch.’
O: ‘En jij loopt het café binnen.’
G: ‘Ja.’
O: ‘Het gaat heel goed.’

Langzaam ontwaakt getuige Marco Ruiterbroek uit zijn hypnose. Hij is heel rustig. De man die hij aan de overkant van de haven naast de auto heeft zien staan is Ralph Bergveld, van beroep uitvaartverzorger.