Valentijnsdag vierden ze niet op het koude Spitsbergen in de jaren twintig van de vorige eeuw. Maar warme gevoelens waren er wel degelijk. In Terug uit de Witte Hel vertelt Adwin de Kluyver het weergaloos spannende verhaal van de jonge Nederlander Sjef van Dongen die in 1928 na een zware expeditie over het smeltende poolijs boven Spitsbergen bij thuiskomst in Nederland uitgroeide tot een nationale held. Vrouwen speelden geen rol van betekenis in het avontuurlijke verslag dat Sjef later publiceerde over zijn verblijf op Spitsbergen. Maar als twintiger was hij wel degelijk geïnteresseerd in de andere sekse. Ook boven de poolcirkel werkten de hormonen gewoon. Een leesfragment uit Terug uit de Witte Hel.
‘Na een lange, donkere en vooral eenzame poolwinter deed tot grote vreugde van Sjef van Dongen op 2 augustus 1927 het Nederlandse cruiseschip Gelria de vrijwel uitgestorven mijnnederzeting Barentsburg aan. Een van de passagiers was Gerard Zonnevylle, wiskundeleraar aan een HTS in Amsterdam. Hij was bevriend met ene Leon Beek, die hij in het leger had leren kennen. Zonnevylle was door de vrouw van Beek, Setske de Haan, gevraagd om aantekeningen te maken tijdens de cruise. De Haan, die publiceerde onder het pseudoniem Cissy van Marxveldt, verwerkte de observaties in het boek De Arcadia: een genoeglijke reis naar Spitsbergen, dat in 1928 zou verschijnen. Van Marxveldt, bekend van Een zomerzotheid en de ‘Joop ter Heul’-reeks, vertelt in deze bakvissenroman het verhaal van de jeugdige Nan Woudenberg die met haar tante Fernanda een cruise naar Spitsbergen maakt aan boord van De Arcadia. ‘Terwijl het schip de golven en ijsschotsen klieft, proberen Nan en haar tante een keuze te maken uit een gevarieerd aanbod aantrekkelijke heren in plusfours en uitgaanskostuum’, aldus de achterflap.
In de roman is een kleine bijrol voor Sjef van Dongen weggelegd. Hij leidt de cruisepassagiers rond door de nederzetting en neemt ze mee de mijnschacht in. ‘Onderweg vertelde Sjef van Dongen allereerst over zijn verblijf aldaar. Hij is nu vier jaar in Spitsbergen – hij liever dan ik’, verzucht hoofdpersoon Nan Woudenberg. Barentsburg en de verhalen van Sjef kunnen haar maar matig boeien, hoewel de jonge Nederlandse gids met zijn bruinverbrande huid er goed uitziet. Pas wanneer Sjef een sledehond laat zien die afstamt van de honden die Amundsen mee had genomen op zijn tocht met de Fram, wordt haar interesse gewekt. ‘Ik vond deze hond meer de moeite waard dan heel Green Harbour, doch verzweeg dit wijselijk.’
Sjef beleefde op 2 augustus zijn eigen bakvissenroman. Als 21-jarige jongen was hij wel geïnteresseerd in de andere sekse maar meisjes kwam hij op het voornamelijk door mannen bevolkte Spitsbergen zelden tegen. Alleen met Stine, de dochter van zijn Duitse collega Kief, trok hij regelmatig op, vertelt hij in een van zijn brieven. ‘Ik maak me het leven zo gezellig mogelijk met Stine en we kunnen elkaar best verstaan. Ze moest enkel een jaar of vijf ouder zijn … Niets bij denken hoor. (haha).’ Toen na een lange, eenzame winter een schip van de Hollandsche Lloyd, met een groot aantal vrouwelijke passagiers aan boord, in Barentsburg aanmeerde, speelden de hormonen bij Sjef op.
Hij had zich ter gelegenheid van het bezoek netjes aangekleed en leidde de passagiers rond door de nederzetting. De bezoekers beschouwden deze bruinverbrande Nederlander in den vreemde als een exotische verschijning en verscheidene passagiers nodigden hem uit aan boord. Maar Sjef had slechts oog voor een van de jonge, vrouwelijke cruisetoeristen, de achttienjarige Mientje van den Berg. Ze deed hem de groeten van een gemeenschappelijke kennis: Sjef en zij bleken allebei op dezelfde school te hebben gezeten. De hele dag trokken ze samen op en haalden herinneringen op aan Tilburg en de Rijks-HBS. Met een roeibootje voer Sjef nog naar de Gelria om tot het allerlaatste moment bij haar te kunnen blijven. ‘Ik geloof wel dat ik een goede indruk heb gemaakt. We hebben beloofd elkaar eens te schrijven’, vertelde hij in een van zijn brieven.
Toen de Gelria vertrok en bij wijze van afscheid nog eenmaal toeterde, kreeg Sjef het te kwaad. Al het opgekropte verdriet van de afgelopen maanden kwam naar buiten. Terwijl het schip de baai uitvoer en de 250 passagiers zwaaiden, verstopte hij zich en huilde tranen met tuiten; om het gemis van zijn ouders, om de lange eenzame winters, om de financiële zorgen van zijn familie. Maar het was ook verdriet uit zelfmedelijden. Al die landgenoten zouden over twaalf dagen weer in Nederland zijn en hij bleef hier achter. En of hij de lieve, mooie Mientje ooit nog terug zou zien was maar zeer de vraag. In zijn brief schrijft hij dat de emotionele inzinking maar een dag duurde. ‘Vandaag heb ik me erover gezet. Ik zeg maar tot mezelf: Sjef, je bent geen jonkvrouw. Het leven is geen lolletje. En nu gaat het weer.’
Meer romantiek? Lees in Terug uit de Witte Hel hoe een Egyptische prinses pogingen deed om het hart van de Nederlandse poolreiziger te veroveren.
De pers over Terug uit de Witte Hel:
‘Niets is mooier in deze milde winter dan de poolavonturen te lezen en te verwijlen bij de talloze dramatische foto’s: ****’ – NRC Handelsblad
‘Een magistraal boek’ – Brabants Dagblad
‘Een prachtig portret. Met volop aandacht voor de tijdgeest van toen.’ – PZC
‘Het vak geschiedenis leeft bij de gratie van het verhaal. Liefst een spannend verhaal. Soms kom je hiervan pareltjes tegen die de middelmaat ontstijgen, zoals het boek Terug uit de Witte Hel van Adwin de Kluyver. Score: 95/100.’ – Historiek