“De uitvaartverzorger wordt verdacht van moord op zijn vrouw. Hij zou haar de haven van Maassluis hebben ingereden en laten verdrinken. De man ontkent, maar wordt geconfronteerd met politiefunctionarissen en rechters die hem niet geloven. Er is een hoop bewijsmateriaal dat de verdenking voeding geeft. Hij blijkt namelijk gedetailleerd bezig te zijn geweest met de crematie van zijn vrouw toen zij nog in leven was.
Vrijwel al het bewijsmateriaal in deze zaak is ‘circumstantial evidence’, oftewel indirect steunbewijs. Sherlock Holmes wees er al op dat dit griezelig bewijs is. Je hoeft maar je mening over dit bewijs een fractie van zijn beladenheid te ontdoen, en er kan een totaal ander beeld ontstaan. Of men deze opvatting van Sherlock Holmes in hedendaagse terminologie nu ‘tunnelvisie’ noemt of niet, in een strafproces dient men zich van dit fenomeen bewust te zijn. De uitvaartverzorger is ervan overtuigd dat hij slachtoffer hiervan is geworden.
Politie en justitie hechtten geloof aan een belastende verklaring die onder hypnose is afgelegd. Dat was en is echter geen wettig bewijs, want hypnose leidt tot onbetrouwbare verklaringen. Een moord oplossen met behulp van onwettig bewijs is onaanvaardbaar. Maar voordat een rechter uitspreekt dat sprake is van onwettig bewijs heeft de verdachte daarvan al heel veel leed ondervonden. Daarnaast werd de tunnelvisie versterkt door het vroegtijdig vernietigen van het beweerde moordwapen, de auto waar zijn vrouw in zat toen die het water in rolde.
In dit boek ga ik verder in op het mysterieuze proces van de vorming van de rechterlijke overtuiging over de schuld of onschuld van een verdachte. Formeel mag deze overtuiging uitsluitend op wettig bewijsmateriaal gebaseerd zijn. Maar werkt het ook altijd zo? Konden de rechters die de uitvaartverzorger veroordeeld hebben misschien beïnvloed zijn geweest door de houding van de verdachte, die bij de psychiater duidelijke tegenzin vertoonde om de gebeurtenissen rond de dood van zijn vrouw nog eens te beschrijven en bij het Haagse hof op een gegeven moment – na uitvoerig verklaard te hebben – zelfs een beroep deed op zijn zwijgrecht? We weten het niet. Maar verschillen in uitkomsten van zaken zijn soms afhankelijk van factoren die moeilijk weegbaar zijn.
Een derde thema is de zorgvuldigheid van opsporingsonderzoek, een absolute voorwaarde voor een eerlijk proces. Technisch sporenonderzoek kan, zoals we ook in televisieseries als CSI zien, van doorslaggevend belang zijn. Voor de uitvaartondernemer blijken schriftvergelijkend onderzoek en onderzoek aan zijn te water geraakte auto cruciale gegevens te bevatten, zowel belastende als ontlastende.
Een vierde aspect betreft het mogelijk aanwezige motief voor moord. Vaak wordt de voorbedachte raad hieruit afgeleid. Veel voorkomende motieven zijn financieel van aard of liggen in de relationele sfeer, zoals jaloezie of een verbroken relatie. Hoe sterker zo’n motief, des te meer kan de rechterlijke overtuiging hierdoor gevoed worden. In moordzaken zien we dan ook vaak dat hieraan veel aandacht wordt besteed. Het is evenwel griezelig ‘circumstantial’ bewijs. Want meestal moeten indirecte feiten of omstandigheden geïnterpreteerd worden en spelen zogeheten ‘de-auditu’ (van horen zeggen) verklaringen van getuigen een grote rol. Ook bij de uitvaartverzorger, wiens huwelijksleven en echtscheiding belicht worden, zien we dit terug.
De uitvaartverzorger daagt de lezer uit zelf een oordeel te vormen over de schuld of onschuld van de verdachte in deze zaak. Het blijft tot aan het eind toe onzeker hoe het oordeel van de rechters in deze zaak zal uitpakken.”
Bekijk hier de uitzending van Pauw waar Gerard Spong over zijn boek praat.