De meeste profeten beginnen in de woestijn
Het was een pijnlijk moment: ik kreeg op mijn donder in de ministerraad. In een interview had ik twijfels opgeroepen bij een heilig onderdeel van het regeerakkoord: de arbeidstijdverkorting. Met een werkloosheid in de orde van 10 procent zag niemand andere oplossingen om aan meer banen te komen. Behalve mijn vader, die had gezegd: je moet de arbeidstijd niet bekorten, maar juist langer werken voor hetzelfde geld. Dan wordt je concurrentiepositie versterkt, verkoop je meer en krijg je meer banen.
Tegen de journalist had ik gezegd: ‘U weet wat er in het regeerakkoord staat, maar mijn vader is soms een zeer verstandig mens.’ Dus kreeg ik op mijn donder. Uiteindelijk vroeg Ruud Lubbers aan de minister van Sociale Zaken: ‘Wat vindt collega De Koning ervan?’ Jan redde me: ‘Collega Winsemius heeft ook gezegd dat hij zelfs bij een afwijkend standpunt een roepende in de woestijn zou zijn, dus het valt wel mee.’ Ik pakte een papiertje en schreef: ‘Jan, de meeste profeten beginnen in de woestijn.’ We lachten. Pas jaren later besefte ik dat je soms bereid moet zijn om die woestijn te betreden.