Leesfragment uit De Poolse soldaat. Een verborgen geschiedenis van Dolores Thijs
Proloog
‘Een knappe vrouw. Maar ze heeft een handicap.’
Zo werd Maarten attent gemaakt op Julia. Die handicap was ik. Maar hij viel voor de vrouw en nam het kind er als een eigen dochter bij. Ik was zes jaar en had eindelijk een vader.
Tijdens mijn jeugd haalde mijn moeder wel eens een koekblik tevoorschijn. Er zaten ansichtkaarten en foto’s in, waaronder een aantal oude portretjes van een aantrekkelijke man in een buitenlands soldatenuniform. Wie was hij? Niet papa.
‘Dat vertel ik nog wel eens, als je groot bent,’ ontweek ze mijn vragen. Zelfs zijn naam verdroeg kennelijk het daglicht niet. Maar een kind heeft intuïtie en de kiem van jarenlange twijfel was gelegd.
Tot een kwarteeuw na mijn geboorte de koekjesdoos weer boven tafel kwam – met de daarbij behorende verhalen.
Nu ontstonden nieuwe vraagtekens. Wie was ik? Wat was mijn identiteit? Wat had mij het meest beïnvloed: de opvoeding van een liefdevolle pleegvader of de genen van de biologische verwekker? Hoe overschat was die bloedband? In België en in Brussel, allang niet meer de bruisende stad van Jacques Brel, waar ik was opgegroeid, had ik me nooit thuis gevoeld. Ik verlangde naar uitgestrekte, haast verlaten landschappen en onbereikbare einders. Droeg ik de nostalgie naar de weidsheid van de steppe in me mee? De rusteloosheid van de zwerver, overal en nergens thuis, steeds op zoek naar nieuwe horizonten waar het gras groener is? Wat dat nu de Slavische ziel? Of niet meer dan goedkope romantiek? Bovendien had ook het Vlaamse dnavan moederskant ongetwijfeld zijn sporen nagelaten.
Ik wilde meer weten over de afkomst van zowel de man die ik papa noemde, als de man die mij verwekt had – en die ik vele jaren later eindelijk zou ontmoeten.
Mijn zoektocht begon op het Vlaamse platteland waar mijn grootmoeder Adele eind negentiende eeuw werd geboren en voerde me tot in de Russische toendra. Uit haar en haar man Victor kwam mijn moeder Julia voort. De Eerste Wereldoorlog gooide roet in het gezinsleven en eenmaal volwassen kreeg mijn moeder het op haar beurt zwaar te verduren in de tweede grote oorlog van de twintigste eeuw. Toch waren er, zo bleek later, ook lichtpuntjes: de liefde voor de Poolse soldaat Michałen na negen maanden een kind. Mijn moeder bleef achter als ongehuwde moeder, bepaald geen makkelijk bestaan in die tijd. Tot Maarten in ons leven kwam en alles gewoon leek te worden.
Dit zijn hun verhalen, drie familiegeschiedenissen. Die van mijn biologische vader, MichałRedczuk, die afstamde van een oud geslacht dat aan de wieg had gestaan van Rusland. De geschiedenis van de man die ik mijn leven lang papa heb genoemd, Maarten Thijs, overtuigd communist. En de geschiedenis van mijn moeder, die deze door mijn komst samenbond.
Dolores Thijs