Nieuws

Leesfragment ‘Trompettist in Auschwitz’

  • 24 december 2019
  • 1m

Stille Nacht, Heilige Nacht

Kolenmijn Janina was zonder dat ik het wist een van de beruchtste buiten-Kommando’s van Auschwitz. Het kleine kamp waar we verbleven was bestemd voor vijfhonderd gevangenen. Dat aantal werd nooit overschreden, hoewel er iedere maand honderden mannen naar toe werden getransporteerd. De kans om te overleven was vrijwel nihil. Van de gevangenen werd geëist dat zij zonder enige opleiding het zware vak van mijnwerker foutloos zouden uitoefenen.

De SS had een duivels systeem bedacht: voor de vereiste produktie waren Poolse beroepsmijnwerkers afhankelijk van de produktie van de gevangenen. Dat leidde tot een wrede, genadeloze houding van de Polen. Daarnaast gebruikte de SS om te straffen de modderbunker: bijzonder nauw en klein, 1,40 meter hoog. Met moeite werd je daar in geperst. In een gebukte houding stond je er tot over je enkels in de modder. Wie een nacht daarin had doorgebracht, moest ‘s ochtends meteen weer in de mijn gaan werken. Dan kon je natuurlijk helemaal geen produktie maken. Dus werd je door de Polen in elkaar geslagen. Ik heb ook een nacht in die bunker doorgebracht, maar werd de volgende dag bij toeval gered door een Hollandse voorman, Louis van Thijn.

Het hoofd van de keuken, een Duitse gevangene die later naar het front is gestuurd, hield zich bezig met alles wat met amusement te maken had. Hij organiseerde een instrument voor mij, een voor werelds soort kornet. Het was een hoorn uit Tsjechoslowakije, echt antiek. Ik heb bijzonder veel moeite gedaan om uit die hoorn een normaal geluid te krijgen; hij lekte aan alle kanten. En toen kwam Kerstmis, ik moest spelen. Op de appèlplaats stond een prachtige kerstboom. De Duitsers hadden in hun kampen altijd kerstbomen; ook in Auschwitz heb ik dat mee gemaakt. De SS-ers deden hoe dan ook aan Weihnachten.

Ik zie het nog zo voor me: het was pikkedonker… vijf, zes uur in de middag… in de verte die schimmige lampjes… de elektrische draadomheining, de gevangenen in hun blauw witte gevangeniskleding, de doden naast me en ik stond te spelen… Stille Nacht… Heilige Nacht.

Het ging niet zo best. Maar toch kon ik er de bekende melodie uithalen. Het maakte diepe indruk op de gevangenen. Stel je voor: in die donkere avond was het kamp zelf helder verlicht. Vijfhonderd gevangenen stonden op appèl en we keken met z’n allen naar een grote kerstboom met lichtjes erin terwijl de SS-ers vanuit hun wachttorens mitrailleurs op ons gericht hielden. Ik speelde en speelde maar door. In mijn herinnering maakte ik uren muziek. Het was een vreselijk oud instrument, het lekte, mijn vingers waren ijskoud en ik kon de ventielen amper indrukken.

Tien dagen later mocht ik terug naar Auschwitz! Dat was een bijzondere gunst en tegelijk mijn redding.