Leesfragment, Nieuws

Leesfragment uit ‘In de hel van Birma’ – Jan Schneider

  • 17 mei 2019
  • 2m

Hotel Trocadero Bangkok 18 Sept. ’45

(…) De 12e Juni brak aan. Weinig vermoedde ik toen, dat die dag het vreselijke zou gebeuren, dat mij meer dan twee jaren in een voortdurende onrust en angst zou brengen. Ik lag ’s middags om een uur of 2 wat op mijn tampatje te soezen na een partij schaak met v.d. Borgh, toen plotseling geroepen werd, dat er viermotorige bommenwerpers aankwamen. De meesten liepen de barak uit, sommigen gingen al op de grond liggen. Op een goed moment was ik de enige, die in de barak lag. Tijd om erover na te denken had ik overigens niet, want er sloegen met verschrikkelijk gefluit een paar bommen in, zeer vlakbij. Ik had mijn positieven in zo verre bij elkaar, dat ik mij bewust maakte dat ik nu niet van de baleh-baleh moest opstaan, want dat dit het gevaar vergrootte, ook al was het op de grond gaan liggen ook een kwestie van een paar seconden. Er vielen maar drie bommen op de rand van het kamp, één op een 20 à 30 m. afstand van de plaats waar ik lag, nl. in de latrine van de staf. De werking van de bom was juist in de richting van mij af, zodat ik met een laag stof van het dak op mijn lijf er vanaf kwam. Mensen, die honderden meters van de inslagplaats aflagen zijn echter nog vaak wel getroffen. In totaal 11 slachtoffers door die drie bommen, de meeste door een bom bij de put. Twee buurlieden van Jan Berends werden dodelijk getroffen, hij ging vrij uit. Wittermans kreeg een scherf door zijn mond, die vrijwel alle tanden meenam. Bloemsma begon vrijwel direct te hechten. De verplegers als Hondeling en Marpurgo bleven ook uiterst kalm. Maar onder de patiënten zat de schrik erin. Toen de vliegtuigen, die verder het vlak in de buurt liggende station gebombardeerd hadden, verdwenen waren, gingen we de schade in het kamp bekijken en de doden begraven. De gewonden werden in de barak Gopgenomen. ’s Avonds werd op het kerkhof een korte dienst gehouden.

De volgende dag was Pinksteren. Deze en de volgende dag werden doorgebracht met het graven van schuilloopgraven. Men wilde zo zijn angstgevoelens wegwerken. En hoe goed was het dat wij loopgraven hadden, want de Dinsdag na Pinksteren, 15 Juni, was het al weer zo ver. Nu konden we aan het vliegen van de liberators, die wij alles behalve als bevrijders beschouwden, merken, dat ze het op ons kamp voorzien hadden. De angst, die ik toen in 11⁄2 uur heb doorstaan, is de grootste geweest, die ik ooit gehad heb. Ik zat in een loopgraaf met nog een paar anderen, ineen gedoken, een regenjas op mijn hoofd voor event. scherven. Ik was bang voor mijn leven, al vond ik rust in het opzeggen van Ps. 91, die ik uit mijn hoofd geleerd had. Zeer duidelijk rustig werd ik bij het opzeggen van: „Zijn trouw is U tot schild en pantser.” En de vele keren later, als de vliegtuigen naderden was dit woord mij een wonderlijke troost. Daar vielen de bommen op ons kamp. Een barak voor ons werd getroffen, loopgraven werden bedolven, geschreeuw. De kampcommandant brig. Farley en zijn adjudant Griffiths renden naar de mensen in nood en nodigden ons dringend uit te helpen.64 Op dat ogenblik explodeerde een tijdbom en Griffiths werd gedood, Farley gewond. Het zou zelfmoord zijn geweest om uit de loopgraaf te gaan. Nu begonnen ook de mitrailleurkogels te fluiten. „God in de hemel, laat het vreselijke misverstand toch opgeheven worden. Hier worden we door onze eigen mensen afgeslacht.” Weer een Australische barak getroffen, 6 bommen vielen op plaatsen, waar velen van ons dachten veiliger te zijn, nl. aan de rand van het kamp. Angst, angst, angst! Waar vallen de volgende? Op onze loopgraaf? God beware ons: „Gij behoeft niet te vrezen voor de pijl die des daags vliegt.” Keuken en andere Australische barak getroffen. Eindelijk, eindelijk was het einde daar. We durfden nog niet goed uit de loopgraven, maar langzaam drong tot ons door dat wij gered waren. Het aantal doden was niet zo hoog als we dachten, maar toch 17 te veel. ’s Avonds weer een droeve teraardebestelling op het kampkerkhof, dat al zo velen rust geeft. Dit was de Dinsdag na Pinksteren. De stemming, die nu ontstaat, is onbeschrijfelijk. Het minste gerucht doet een man de barak uitlopen, de anderen volgen, een donderend lawaai in de nieuwe barakken met houten vloeren.