Leesfragment

Leesfragment: ‘Het verhaal van je leven’

  • 26 maart 2018
  • 4m

Leesfragment uit Het verhaal van je leven van Mieke Bouma

 

4. Zonder conflict geen verhaal

 

I believe that there is one story in the world, and only one. Humans are caught – in their lives, in their thoughts, in their hungers and ambitions, in their avarice and cruelty, and in their kindness and generosity too – in a net of good and evil. There is no other story.’ – John Steinbeck

 

‘Het is aardig van opzet, maar wat is hier eigenlijk het probleem?’ Met die vraag stuurde een schrijfdocent me lang geleden met mijn verhaalidee terug naar de tekentafel. Ik had iets aardigs bedacht maar er zat geen conflict in, er stond niets op het spel, er was geen draak die moest worden verslagen. Deze basisles verhalen maken heb ik goed onthouden. Een verhaal zonder conflict is een slap verhaal. Er moet in ieder verhaal een probleem zitten, anders is er geen beweging, geen spanning, geen ontwikkeling.

Waarom is dat? Ik leg dit aan mijn studenten altijd als volgt uit: verhalen gaan au fond over het verlangen naar het verloren gegane paradijs, waar we als mensen een vage herinnering aan hebben, en over wat we doen om weer een glimpje van de heelheid op te vangen. Helaas gaat die zoektocht bepaald niet over rozen. Meestal begint een goed verhaal met de uiteenzetting van een bepaalde situatie waarin zich een probleem voordoet. Dan is er een hoofdpersonage dat zich opwerpt om het probleem te tackelen. De poging die hij onderneemt zorgt voor allerlei consequenties die tot nog grotere tegenstellingen of conflicten leiden. De oplossing zit hem vaak in het loslaten van oude aannames en het doorprikken van illusies. Pas dan zijn de tegenstellingen verdampt en ervaart men heel even een glimp van het verloren paradijs in de vorm van een ‘heel’ gevoel, een schat, een geliefde, een helend medicijn. Totdat het volgende probleem zich weer aandient en het weer van voren af aan begint.

Ooit had ik een droom. Ik stond aan de voet van een hoge berg. Naast mij stond een klein meisje wiens hand ik vasthield. Samen keken we omhoog naar de berg die we moesten beklimmen. Een hele uitdaging. Er waren twee wegen naar de top. De ene weg slingerde rechtsom de berg op, breed en zacht glooiend, door groene weiden met kleurige bloemen, kortom, een makkelijke en zeer aangename weg. Maar er was ook een weg die linksom de berg omhoogging. Dit betrof een steil slingerend, rotsachtig pad, langs gevaarlijke ravijnen en over onontgonnen rotsachtig gebied, een moeilijke weg. Ik wilde graag het makkelijke pad nemen, maar het kleine meisje trok me naar het moeilijke linkerpad. Ik verzette me, maar wist dat ik de moeilijke weg moest nemen. En zo begonnen we aan de steile weg vol hobbels en gaten, waarbij vreemd genoeg dit kleine meisje in al haar wijsheid mij de berg op gidste in plaats van dat ik – als oudere – haar meenam. Het meisje aan mijn hand zal waarschijnlijk mijn innerlijke kind geweest zijn, die me eraan herinnerde dat mijn levensweg geen makkelijk pad was en dat ik, om me te kunnen ontwikkelen, bereid moest zijn de moeilijkheden en obstakels voor lief te nemen. Ik was bereid haar aanwijzingen voor waar aan te nemen en liet me meevoeren over de lastige weg.

Verhalen gaan in principe over de moeilijke weg. Zelfs komedies gaan over obstakels en misverstanden. De tegenstellingen en contrasten dagen ons uit onszelf te overstijgen en leren ons hoe we ons kunnen ontwikkelen en onszelf kunnen ‘helen’, dwars door de moeilijkheden en tegenstellingen heen.

 

In het Bijbelboek Genesis vinden we een verhaal dat de oorsprong vormt voor ons denken in tegenstellingen, het zogenaamde dualistisch denken. Een van de eerste taken die Adam van God krijgt opgedragen is alle dieren en planten van een naam voorzien. Hij moet de enorme hoeveelheid verschijnselen in de natuur van elkaar onderscheiden en er een naamkaartje op plakken. Adams taak is uitzoeken welke dieren en planten op elkaar lijken en welke van elkaar verschillen. Hij moet mentale scheidslijnen aanbrengen tussen het ene en het andere. Hij is de eerste die de natuur in categorieën onderverdeelt, er scheidslijnen in aanbrengt. En daarom kunnen wij verschillende beesten en planten herkennen en benoemen.

Dit doen we ook met ons kinderen. We nemen ze als ze nog heel klein zijn op de arm en wijzen: dat is een ‘poes’, dat is een ‘kip’ en dat is een ‘appel’. Dat is ‘mamma’ en dat is ‘pappa’, dat ben ‘jij’ en dat ben ‘ik’.

Met dat benoemen, via de taal en het schrift, halen we het kind – heel wreed maar noodzakelijk voor zijn ontwikkeling – uit de heelheid, uit het eenheidsdenken. Het trekken van grenzen creëert tegenstellingen en construeert contrasten. Het is de tweede geboorte – de geboorte van de kennis, van het bewuste ik. Met het ontstaan van het bewuste, denkende ik dat zichzelf loskoppelt van de ander en de wereld, wordt ook het wilsverlangen geboren. Het (terug)verlangen naar het paradijs, naar de heelheid, naar de ander, naar het geluk, naar rijkdom, naar roem, verbinding, erkenning. En met de geboorte van dit wilsverlangen begint de ellende, maar wordt ook de onmetelijke bron voor alle verhalen aangeboord.

De rest van ons leven doen we moeite grenzen te trekken en allerlei zaken te benoemen, waarbij woorden een tweesnijdend zwaard vormen. Door iets te benoemen brengen we een scheidslijn aan: het gaat om dít en niet om dát; ik vind dat ‘goed’ en dat ‘slecht’. Elke keuze die we maken is gebaseerd op het trekken van een grens: ik wil ‘binnen’ blijven en niet naar ‘buiten’, of: ik wil deze baan niet meer, ik wil die andere. Iedere beslissing, iedere handeling, is gebaseerd op het maken van een onderscheid tussen wat je fijn zou vinden en wat je minder fijn vindt, tussen wat je vindt dat ‘goed’ is en wat ‘slecht’. Ik ben dít en niet dát.

Die scheidslijnen zijn echter niet absoluut en voortdurend aan het schuiven. Ons levensverhaal beweegt, verschuift, meandert en verandert. Met name op al die momenten dat de grenzen worden opgerekt, overschreden, of op al die momenten dat er nieuwe scheidslijnen worden aangebracht. Zo schrijf je je verhaal. Het verhaal begint of krijgt een nieuwe wending op het moment dat je van de ene waarde naar de andere wil bewegen: ‘Ik wil niet langer gebonden zijn’; ‘Ik wil een nieuwe fiets’; ‘Ik wil op vakantie’; ‘Ik heb genoeg van deze relatie’; ‘Ik ga de knoop doorhakken’. Je neemt op zo’n moment niet langer genoegen met wat er is en begint te verlangen naar een nieuwe situatie.

Soms is de scheidslijn zo strikt dat het een vechtlijn wordt. En dan wordt het een oorlog met winnaars en verliezers.

 

Bijna alle verhalen en levensproblemen gaan hierover: we houden liever vast aan het positieve en – schijnbaar – veilige, en zijn zeer weigerachtig het donkere bos te betreden. We klampen ons vast aan het licht, willen het makkelijke pad, maar zijn vergeten dat we het licht alleen maar kunnen ervaren via het donker. De dag bestaat bij de gratie van de nacht. Het goede kunnen we pas ervaren als we het slechte hebben gedefinieerd. Rust ervaren we pas als we weten wat onrust is. Thuis kunnen we pas komen, als we een tijdje niet thuis zijn geweest. Ruimte ontstaat in ons hoofd nadat we ons beklemd hebben gevoeld. Vrij kunnen we ons pas voelen als we onvrijheid hebben ervaren.

Dat is de ironie of de paradox van de tegenstelling. We zien het contrast als onverenigbaar, maar in feite zijn het twee kanten van dezelfde medaille; onscheidbaar en afhankelijk van elkaar. Het een kan niet zonder het andere bestaan. Geen leven zonder dood, geen liefde zonder haat, geen licht zonder duisternis. Dat is wat het aardse leven inhoudt.

In De kleine ziel en de zon van Neale D. Walsch vraagt een kleine ziel aan God hoe hij kan ervaren en voelen wat het is om het licht te zijn. God antwoordt: ‘Omdat je jezelf niet kunt zien als het licht, wanneer je in het licht bent, zullen we je met duisternis omringen.’ De kleine ziel vraagt wat duisternis is en God antwoordt: ‘Dat is wat jij níet bent.’


Nieuws

Blader door onze voorjaarsaanbieding 2024

Onze voorjaarsaanbieding is binnen en hij is weer gevuld met prachtige non-fictietitels voor komend seizoen.

In Het raadsel Rutte werpen politiek journalisten Ron Fresen en Wilma Borgman een nieuwe blik op de binnenkant van de langstzittende premier van Nederland, Carel van Schaik en Kai Michel analyseren in Lessen van de oermens hoe de mens …

Lees verder