De Gulden Snede. Herman Wijffels over een economie die werkt voor mens en aarde
Hij zou het woord zelf nooit gebruiken, maar iets van een goeroe kleeft econoom en oud-bankier Herman Wijffels (1942) wel aan. Goeroes wijzen de weg, ze weten dingen waarvan wij gewone stervelingen nog geen idee hebben. Ze zien ‘het grote plaatje’. Dat doet Wijffels ook: het grote plaatje bekijken en tijdens lezingen en bijeenkomsten, in interviews en andere gesprekken vertellen wat hij ziet. Sinds hij in 2008 vertrok als bestuurslid van de Wereldbank in Washington om officieel met pensioen te gaan, heeft hij niet anders gedaan dan praten over het grote plaatje.
En eigenlijk deed hij dat daarvoor ook al; het grote plaatje is namelijk Wijffels’ specialisme. Dat klinkt als een contradictio in terminis, specialismes associeer je immers niet met grote plaatjes. Maar wie over de grote mondiale problemen praat, kán, vindt Wijffels, niet anders dan naar het grote plaatje kijken. Want alles hangt met alles samen. Dat betekent ook dat ontwikkelingen nooit alleen maar goed of alleen maar slecht zijn. Zo is bijvoorbeeld de manier waarop de mens sinds het industriële tijdperk de planeet uitholt (slecht) niet los te zien van de emancipatie van de mens (goed).
De kern van Wijffels’ betoog is dat de beschaving in de afgelopen eeuwen is gedomineerd door een ‘masculiene’ kijk op de dingen, wat resulteerde in een periode van veroveren en pakken wat je pakken kunt, met alle destructieve gevolgen van dien, en dat vanaf nu ‘feminiene waarden’ als bewaren, behoeden en behouden centraal moeten staan. Adam wordt bedankt; de beurt is aan Eva. En met een beetje goede wil werken ze samen, want de tijd van tegenstellingen is voorbij.
Dat alles met alles samenhangt, weet Wijffels al heel lang. In feite zag hij al vroeg in zijn leven iets wat op een groot plaatje leek, toen hij nog niets van banken, milieuproblemen of politiek wist, de onderwerpen die later zijn leven zouden gaan beheersen. Hij was nog maar klein: een jaar of acht, negen, oudste van acht kinderen in een boerengezin in West-Zeeuws-Vlaanderen.
Het was zomer en Herman was vertrokken naar zijn lievelingsplek: een weiland achter de boerderij in het gehucht Turkye, in een hoek tussen het afwateringskanaal Passegeule en de dijk. Het was een plek waar ’s zomers veel leeuweriken zaten. Zoals zo vaak ging hij op zijn rug in het gras liggen om een beetje om zich heen te kijken en naar de vogels te luisteren.
Toen gebeurde het. Herman kreeg een visioen of iets wat daarop leek; hoe dan ook zag hij beelden.
Beelden van een grote oerknalachtige explosie, waarna zich stap voor stap materie vormde.
Hij heeft zijn ouders, toen hij thuiskwam, niets over zijn ervaring verteld. Het visioen kwam vlak na die eerste ervaring nog een keer terug, daarna nooit meer, hoe vaak Herman ook hoopvol op zijn rug in het gras ging liggen en naar de leeuweriken luisterde.
Het gevoel dat bij het visioen hoorde, overviel hem jaren later nog wel een keer, op zijn zestigste, tijdens een wandeltocht door Zuid-Afrika. Misschien is gevoel niet het goede woord en zou je beter van besef kunnen spreken. Het besef dat alles op de wereld uit dezelfde bron komt en dus één is.
Daar in Zuid-Afrika realiseerde hij zich wat de consequenties waren van dat besef van één zijn. Namelijk dat hij definitief zou moeten afrekenen met zijn oude wereldbeeld, een wereldbeeld dat uit de Verlichting is ontstaan. Omdat dat wereldbeeld er een is van fragmentatie en van specialisatie. Van tegenstellingen ook, tussen arm en rijk, man en vrouw, lichaam en geest. Het is een beeld dat de wereld voorstelt als een groot gevecht van allen tegen allen. Na die ervaring in Zuid-Afrika, zegt Wijffels, was dat beeld voor hem volstrekt achterhaald.
Sindsdien deelt hij, met wie het horen wil, wat hij van het leven heeft geleerd, puttend uit zijn ervaringen als topman van de Rabobank, voorzitter van de Sociaal-Economische Raad (SER), bestuurder van de Wereldbank, informateur van het kabinet Balkenende IV en hoogleraar duurzaamheid aan de Universiteit Utrecht.
En vertelt hij dus het verhaal van het grote plaatje.
Dat verhaal eindigt mooi, want zijn hoopvolle conclusie is dat een betere toekomst voor het grijpen ligt. De nieuwe revolutie is al begonnen; terwijl je dit leest worden economie en samenleving grondig heringericht. Alleen zien we dat niet altijd helder. Dat komt omdat de tijd waarin we leven in alles nog de sfeer van de vorige revolutie ademt, die van de Verlichting en de industriële tijd, die de mens hebben losgemaakt van de natuur.
Dát de mens zich losmaakte, was ongetwijfeld nuttig. Afstand nemen van de natuur was nodig om die natuur te kunnen waarnemen, haar als buitenstaander te kunnen bestuderen; om te kunnen komen waar we nu zijn. Maar dat heeft ook tot veel ellende geleid, vooral waar het gaat om ons milieu. We zijn de natuur gaan mishandelen en helpen daarmee de basis van het leven zelf om zeep. Het is hoog tijd de eenheid te herstellen. De toekomst zal vrouwelijk zijn.