De Amerikaanse r-klank begint ver achter in de mondholte en de L maakt een omweg langs het gehemelte. Het puntje van de tong doet iets met de th-combinatie en de Amerikanen kennen geen Hollandse G. Maar anders had het Amerikaanse Engels vrijwel als Nederlands geklonken.
Hoe het zich ontwikkelde is goed te zien aan de hand van zeemanswoorden. Water is in het Engels ook water, dam is dam en land is land. Zee is sea, pomp is pump, gras is grass, zand is sand en boot is boat. Schipper keert terug in het Engels als skipper, de kiel van een schip heet keelen vandaar dat kielhalen automatisch keelhauling werd. Het dek is een deck, cruising was oorspronkelijk kruisen, een sloop is wat wij al eeuwenlang een sloep noemen en voor wie dorst krijgt is er gin, afgeleid van de ‘jen-’ in jenever. Brandy is kort voor brandewijn.
En vanaf daar breidde het zich snel uit: Konijneneiland even buiten New York werd Coney Island, hunkering werd hankering, landschap landscapeen een jacht werd een yacht. Oma’s koolsla werd coleslaw, wagen een wagon en tulp – dat wij vaak uitspreken met twee lettergrepen: tullup – werd tulip.
Engels in Amerika is vaak gewoon Hollands met een zwaar accent: van boss (baas) tot bush (bos), van cashier (kassier) tot cookie (koekje), dock (dok) tot decoy (de kooi), freight (vracht), grab (grijp), golf (kolf), pickle (pekel) en pinkie (pink). Van luck (geluk) tot leak (lek), etch (ets) tot sketch (schets), cow (koe) tot puss (poes). En niet te vergeten: de daalder.
Want zoals alles in Amerika is ook de dollar gewoon oranje. Very oranje.
Willem Meiners woont sinds 1991 in Amerika. Hij bereisde alle 50 staten en ontdekte dat Amerika op dit moment Nederlandser is dan ooit tevoren. In De Dutch Touch vertelt hij het onwaarschijnlijke en grotendeels onbekende succesverhaal van Nederland in Amerika. Geen geschiedenisboek of feitenverhandeling, maar met humor en kennis van zaken neemt Meiners ons mee door een nieuwe ontdekking van Amerika. Of Nederland. Het is maar hoe je het bekijkt…