Leesfragment

‘Ouderdom. Een gids voor beginners’

  • 6 oktober 2016
  • 2m

Een ontmoeting in het zwembad

Eerst dacht ik dat ik alleen was in het zwembad. Het was echt een prachtig, glinsterend blauw zwembad, op een onwaarschijnlijke plek in de canyon van wolkenkrabbers in het centrum van Los Angeles, alsof David Hockney op weg naar Beverly Hills de verkeerde afslag op de I-10 freeway had genomen. Dit fraaie zwembad was de troost en enige charme van het appartementencomplex in Sovjetstijl waar ik was gaan wonen om lopend naar mijn werk te kunnen bij de Los Angeles Times. Aan slapen doe ik niet meer – een veelgehoorde klacht van babyboomers –, dus het was nog vroeg, vóór zessen zelfs. Ik had mijn baantjes getrokken en genoot van het lege zwembad, de vage geluiden uit de stad die zich voor de dag opmaakte, en de dramatisch oprijzende kantoorflats. Zoals we op 11 september hebben ontdekt, kunnen die echt boven op je vallen. Maar dat zouden ze die dag niet doen. Ik voelde me gezond en erg tevreden met mezelf.

Op dat moment bleek wat ik had aangezien voor een rimpeling in het water iets anders te zijn… Nee, geen haai met een gettoblaster in zijn buik waaruit muziek van John Williams denderde. Het was een piepklein oud mannetje in een piepklein zwart zwembroekje. Hij was traag, heel traag bezig aan zijn baantje door het zwembad. Toen hij eindelijk bij de kant arriveerde waar ik uitrustte en toekeek, kwam hij boven om lucht te happen. Hij zag me, begon te stralen en zei: ‘Ik ben negentig.’ Hij zei het duidelijk om op te scheppen, niet om te klagen, dus ik reageerde in dezelfde trant met: ‘Jeetje, wat geweldig’, en: ‘Dat zou je ook niet zeggen’, en nog zo wat in die geest. Hij keek me opnieuw stralend aan, en ik hem, en even waren we allebei gelukkig – twee bijna blote mensen die elkaar niet kenden en de eerste leugentjes en zelfverkozen illusies uitwisselden op een prachtige dag in Zuid-Californië.

Misschien getroffen – terecht – door de ietwat minzame toon van mijn bijval stak de man zijn borst vooruit en verklaarde: ‘Ik was vroeger rechter.’ Ik begon het al wat minder leuk te vinden dat deze man mijn ochtend en mijn zwembad was komen verstoren. Moest ik hem nu vertellen hoe fantastisch het was dat hij rechter was geweest? Wat was daar goddomme zo fantastisch aan? Wat wilde hij nu eigenlijk zeggen? Maar hij had de woorden amper uit gesproken of er tekende zich op zijn gezicht een paniekerig soort besef af van hoe absurd en misplaatst zijn opmerking was geweest, en vervolgens hoe zielig het geklonken had. Toen hij nog rechter was – als dat inderdaad zo was – had hij zich nooit geroepen gevoeld om vreemden aan te klampen en ze mee te delen dat hij rechter was. En toen leek het tot hem door te dringen dat hij zijn hand had overspeeld. Hij had deze onbekende man in het zwembad precies laten denken wat hij had willen vermijden: die oude gek heeft z’n beste tijd gehad. En uiteindelijk (meende ik, afgaand op zijn gezicht) overviel hem een mistroostig gevoel: zo’n simpel gesprekje, en hij had het verknald. Dan moest het wel kloppen: hij had inderdaad z’n beste tijd gehad.

Een paar weken nadat The New Yorker een kort artikel van me had gepubliceerd dat ik had geschreven naar aanleiding van het voorval met de oude man in het zwembad – of moet ik er gewoon voor uitkomen en zeggen: twee oude mannen in het zwembad? – drukte het tijdschrift een reactie af in de rubriek ‘ingezonden brieven’, die vriendelijker mensen dan ik misschien zal interesseren:

De onbekende meneer die Michael Kinsley beschreef in het begin van zijn artikel over een lang leven was mijn opa. […] Hij zwom iedere dag om 5.30 uur in het zwembad van het ‘appartementencomplex in Sovjetstijl’ in het centrum van Los Angeles waar Kinsley hem op een ochtend tegenkwam. Mijn opa, Richard Ibañez, was in de negentig, zoals hij Kinsley toen vertelde, en was twintig jaar rechter geweest van de arrondissementsrechtbank van Los Angeles. Als mijn opa Kinsleys artikel had gelezen, zou hij erop hebben gewezen dat levensduur niet de juiste maatstaf is om iemands leven te beoordelen. Hoelang iemand leeft is niet de ‘enige wedstrijd die ertoe doet’; het is eerder hoe iemand leeft waarop je je oordeel zou moeten baseren. Mijn opa genoot volop van iedere dag van zijn leven omdat hij van zijn medemensen hield met al hun tekortkomingen en ook om al het prachtigs dat ze voortbrengen. Hij was er trots op al zo lang te leven, niet zozeer omdat dat al zo lang was, maar omdat hij enorm van het leven zelf hield en erop gebrand was ook anderen te laten inzien hoe waardevol hun leven was. Omwille van hem ben ik blij dat Kinsley nog altijd meedoet aan de ‘wedstrijd’. Helaas doet mijn opa dat niet meer. Hij overleed afgelopen november – maar hij zwom iedere ochtend in dat zwembad tot een week voor zijn dood.


Nieuws

Blader door onze Zomeraanbieding 2024

Onze Zomerjaarsaanbieding is binnen en hij is weer gevuld met prachtige non-fictietitels voor komend seizoen.

In De ruk naar rechts verheldert politiek verslaggever Wilco Boom op deskundige wijze de politieke staat van Nederland, Kathy Willis kijkt in Groene zintuigen op een radicaal andere manier naar de natuur en hoe het je gezonder kan maken, Vivian de …

Lees verder