Columns

Uitgever Plien van Albada over lezen tijdens haar jeugdjaren

  • 25 februari 2015
  • 1m

Heimwee naar de gretigheid waarmee je las als kind

 

Vanaf het moment dat ik kon lezen, las ik alles. Opschriften, naamborden, krantenstukjes, en stapels bibliotheekboeken. Smaak of voorkeur had ik niet: ik las wat voorhanden was. Dat veranderde rond mijn negende met de ontdekking van Hoe dikke Gijs in de cockpit verzeilde, een oud jongensboek van mijn vader. Ik heb het nog altijd: een uitgave van Van Goor uit 1937, met leukoplast bij elkaar gehouden, want het boek was door mijn vader en zijn broers al helemaal stukgelezen.

Voor mij werd het een sleutelboek. Ik las en herlas Dikke Gijs ademloos en begreep voor het eerst dat de wereld verder reikte dan ons toevallige dorp, en dat die wereld ontdekt kon worden. Toen ik er veel later achter kwam dat de auteur, Marcel J.A. Artz, in de oorlog helaas niet zo’n held lijkt te zijn geweest als zijn eigen jongensboekfiguren, was ik verbaasd en teleurgesteld, maar het heeft de betekenis van zijn boek voor mij niet wezenlijk aangetast.

Via dikke Gijs kwam ik bij J.B. Schuil, De Katjangs en De AFC’ers, en bij de onvergetelijke Michael Strogoff, koerier van de tsaar van Jules Verne en via zijn werk bij de Russische bibliotheek van Van Oorschot (elk jaar een deeltje voor mijn verjaardag) – en daarna ging ook de rest van de wereld open.

Dankzij dikke Gijs wilde ik ontdekkingsreiziger worden of piloot, en liefst dan ook meteen een jongen, want dat gaf je natuurlijk op elk gebied meer vrijheid. Hoogst verontwaardigd was ik, dat de jongens bij ons op school handenarbeid kregen, terwijl wij meisjes moesten leren breien en borduren van een juffrouw met paars haar.

Bij alles wat je in je latere leven leest, ligt geloof ik heimwee op de loer naar de gretigheid en de ontvankelijkheid waarmee je las als kind. Daarom voel ik me als uitgever ook zo bevoorrecht: toch nog een soort leunstoelontdekkingsreiziger geworden.

 

Plien van Albada