Onlangs kocht ik voor het eerst een eigen huis. Ik was trots, ook omdat ik wist dat het mijn ouders trots maakte. Ze hielpen met alle formaliteiten, het in- en uitpakken, de verbouwing. Op het laatst ruimden we alles op: plakband wegtrekken waar geschilderd was, verhuisdozen opvouwen, de vloer schoonvegen en bewonderen.
Ik raapte een elektriciteitsdraad van de grond, een stoffig stukje zonder stekker. Toen ik het in een vuilniszak wilde gooien, hield mijn vader mij tegen. ‘Die neem ik mee.’
‘Waarom zou je die willen papa, gooi het weg. Dat is afval.’ Maar mijn vader was niet over te halen en borg het stukje draad keurig op in een plastic tas.
‘Wat ga je daar in godsnaam mee doen?’ vroeg ik, ‘je hebt er niets aan.’ Hij was onvermurwbaar. ‘Ik kan het vast nog een keer gebruiken.’
Ik zuchtte diep. Ik wist al waar dat kleine stukje draad zou eindigen: in het werkkamertje van mijn vader. In het prachtige huis van mijn ouders vol kunst en boeken. ‘Alsjeblieft,’ probeerde ik nog een keer. Ik hield de vuilniszak in mijn handen uitnodigend open.
‘Je begrijpt het niet,’ zei mijn vader. ‘Ik ben een vluchteling. Alles wat ik kan bewaren, bewaar ik. Morgen kan alles weer weg zijn.’
Mijn ouders zijn 48 jaar geleden gevlucht.
Op 21 augustus 1968 rolden duizenden tanks Praag binnen. In de hoofdstad van het toenmalige Tsjecho-Slowakije, de stad waar mijn ouders opgroeiden, waar hun families woonden. Met de tanks kwamen honderdduizenden soldaten uit de Sovjet-Unie en hun Warschaupactbondgenoten de Praagse Lente in de kiem smoren. De korte periode van liberalisatie, van ‘socialisme met een menselijk gezicht’ was voorbij. De wereld stond erbij en keek ernaar.
Mijn vader Pavel was 23 jaar oud en studeerde economie aan de Universiteit van Praag. Mijn moeder Radana had die zomer haar gymnasiumdiploma gehaald, zij was net 18. Sinds een paar jaar waren ze elkaars geliefden. Mijn vader was actief in het studentenprotest – met zijn vrienden gooide hij pamfletten door de deksels van Russische tanks naar binnen – en mijn moeder droomde van een plek aan de kunstacademie waar ze grime en pruiken zou ontwerpen voor het theater.
Toen ze hun ouders vertelden dat ze vertrokken, waren ze in de veronderstelling dat ze hooguit een paar maanden weg zouden zijn. De Sovjetinvasie zou worden teruggedraaid, alles zou goed komen en ze zouden naar huis terugkeren.
Mijn vier grootouders verzamelden alle buitenlandse valuta die ze hadden en lieten mijn ouders gaan, ook in de veronderstelling dat hun kinderen snel weer thuis zouden komen. Zo werden mijn ouders, met slechts 43 dollar op zak en de kleren die ze aanhadden, politieke vluchtelingen. Ze keerden nooit meer terug.
Uiteindelijk kwamen mijn ouders in Nederland terecht. Het land dat hen met open armen ontving, het land dat asiel en een studiebeurs aanbood, waar ze studeerden en een leven opbouwden. Het land waar op zondag de Peek & Cloppenburg speciaal voor hen en hun lotgenoten open ging om een winterjas en een sjaal uit te zoeken. Het land waar mijn broer en ik thuis zijn.
Het communistisch regime van Tsjecho-Slowakije liet mijn ouders nooit meer toe. Mijn vader werd bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf. Als hij terugkeerde, zou hij zeker worden gearresteerd. Ook toen de ouders van mijn vader stierven, maakte het regime ook geen uitzondering.
Mijn vader mocht niet terugkomen om hun begrafenis bij te wonen.
Alles wat mijn broer Jan en ik hebben, alle vrijheid en materiële rijkdom waarin wij zijn opgegroeid, alle kansen en dromen en het dagelijks geluk in een vrij land te leven, hebben wij te danken aan het feit dat onze ouders zijn gevlucht.
Daar hebben zij een hoge prijs voor betaald, en dat doen ze tot op de dag van vandaag.
U hoeft geen medelijden te hebben met mijn ouders.
Sterker nog: juist niet.
Vluchtelingen zijn de sterkste mensen. Dat zijn de mensen die oorlog en onderdrukking durven te ontvluchten, de mensen die het lef hebben om met niets naar het onbekende te gaan. Die al het vertrouwde durven achter te laten: hun familie en vrienden, hun taal, hun status en bezit. Zou u dat kunnen? Zou u dat durven? Ik ben pijnlijk eerlijk als ik zeg dat ik die vraag niet kan beantwoorden.
Hoe sterk je ook bent, een vluchteling blijf je je leven lang. Lang nadat die status formeel is opgeheven, lang nadat je een andere nationaliteit kreeg, lang nadat je die nieuwe taal onder de knie hebt, en blijkbaar ook lang nadat je kinderen in je nieuwe thuisland een huis kochten. Hoe trots je dat ook maakt.