Leesfragment

Alzheimer, mon amour

  • 17 maart 2017
  • 3m

Fragment uit Alzheimer, mon amour. Een verhaal van liefde en verlies van Cécile Huguenin.

Deel 1, 2006 – 2007

De rode doos

Ze zit tegenover hem. Hij is nog altijd even mooi, even verleidelijk. De kinderen gaven hem de bijnaam Clint om zijn typische loopje dat aan een elegante cowboy doet denken. En om zijn verzameling petten. De laatste tijd draagt hij een Amerikaanse beige pet met in grote letters NY erop geborduurd. De enige manier om hem ’s avonds zo ver te krijgen de pet af te zetten, is hem zijn oude skimuts te geven. Die is door zijn moeder gebreid van rode wol, met de vlag van zijn land van herkomst genaaid op de voorkant. Dat is handig, zo weet hij hoe hij de muts moet opzetten. Hij trekt hem diep tot over zijn wenkbrauwen; tegenwoordig heeft hij het altijd koud.

Hij zit, maar mocht iemand hem met een gebaar vragen of hij voor hem op wil staan, dan zou hij zich ongetwijfeld hebben afgewend alsof hij niets gezien had. Iemand die niets nodig heeft. Een overblijfsel van zijn trotse houding die nog steeds indruk weet te maken.

Ze kijkt naar hem met de verliefde blik die dertig jaar gezamenlijk leven niet heeft weten uit te wissen. En dan weer die terugkerende vraag die haar kwelt, die haar pijn doet, die haar obsedeert, omdat er geen antwoord op is. Waarom heeft hij deze ziekte gekregen? De ziekte met de naam waarvoor iedereen zo bang is dat de artsen schromen haar te benoemen. Een woord dat iedereen die liefheeft niet kan aanhoren. Twee eenzame frustrerende jaren duurde het om zijn geleidelijke en onomkeerbare schipbreuk te constateren. Alsof er iedere dag een stukje van hem opgeslokt werd door onbekende diepten. Zijn hand was het enige waaraan ze zich kon vasthouden, met het risico dat ook zij zou verdwijnen.

Hij kijkt ook naar haar. Maar zijn ogen die blauw waren wanneer de lucht vrolijk was, grijs wanneer het regende, groen aan het water, zijn nu al kleurloos, doorzichtig. Zonder innerlijke aanwezigheid. Zijn blik doorgrondt haar met de kilte van een laserstraal. Onverschillig voor de wereld waarin hij zich bevindt, voor het geluid, voor het horten en stoten van de wagon. Hij wacht gelaten en geduldig totdat ze zijn hand zal pakken, hem door de gangen zal leiden, de trappen op, naar de uitgang van het metrostation. Zo vastgeklampt aan haar arm dat het haar pijn doet. Men kent de tennisarm van de sporter, de muisarm van de schrijver, maar kent men de peesontsteking van de ‘mantelzorger’? Die vreselijke term waarmee men de partner aanduidt van iemand die naar een steeds ontoegankelijker niemandsland afglijdt?

Eerst accepteert hij nog haar ritme, maar beetje bij beetje wordt zijn manier van lopen weerbarstig. Een stijfheid in zijn arm, een ingehouden pas, sloffende voeten. Ze wisselen geen woord, maar de draad tussen hen raakt onzichtbaar gespannen. Ze loopt minder snel, zonder helemaal tot stilstand te komen. Uit angst dat hij niet verder zal willen gaan. Onverschillig worden ze door de gehaaste voorbijgangers ingehaald. Hoe zouden ze kunnen vermoeden dat dit harmonieuze stel dat hand in hand in dezelfde cadans voortschrijdt, op weg is naar een onherroepelijk afscheid?

Vanochtend brengt ze hem voor het eerst naar de dagopvang. Zijn weerbarstigheid doet denken aan de onwil van kinderen op hun allereerste schooldag. Het is niet gemakkelijk je kind voor het eerst op school achter te laten. Maar je weet dat het voor zijn bestwil is, je weet dat hij om te kunnen groeien de wereld moet ontdekken. Met hem is het het tegenovergestelde; alsof ze onophoudelijk tegen de stroom van het leven in moet roeien. Zijn wasgoed van zijn naam voorzien alsof hij op schoolreisje gaat. En vandaag de eerste schooldag.

Een jong meisje komt hen tegemoet. Ze is knap, charmant, hartelijk. Onmiddellijk accepteert hij haar, hij houdt van mooie vrouwen. Naar de laatste neuroloog die ze zagen wil hij niet meer terug omdat ze op ‘een heks’ lijkt. Het was de specialiste die het definitieve vonnis velde. Degene die tegen hem sprak alsof hij ‘een domme zak’ was. Zonder hem een blik waardig te keuren weidde ze uit over het verdere verloop van de ziekte en eventueel te verrichten onderzoeken. De medische monoloog die hem definitief tot de schroothoop veroordeelde.

Ze begrijpt dat hij weigert die arts terug te zien.

Het jonge meisje pakt hem bij de hand en herhaalt zijn voornaam. Nu al vrienden. Terwijl zij er als een stekelige verdroogde cactus bij staat. Vergeten, verbannen naar de wereld die ze bij het overschrijden van de drempel achter zich lieten. Vanaf hier is uw plaatsbewijs niet meer geldig… Als om haar vreemdheid hier te bevestigen wordt dit kwetsbare moment ook nog onderbroken. Een man in gevechtspak komt tussenbeide. Hij schudt hem energiek de hand en zegt: ‘Ah, daar bent u eindelijk kolonel, nu kunnen we tot de aanval overgaan…’ Ze werpt een vluchtige blik naar de badge op zijn trui. Voornaam, geboortedatum. Antoine is zevenenvijftig. Terwijl hij salueert, stoot hij haar bijna omver. De indringster heeft geen stadsrechten in deze wereld. Ze gaan lekker soldaatje spelen, of politieagentje, of Scrabble, of reuzendomino. Zonder haar.

Hij vertrekt aan de arm van het meisje, de vertrouwde prettige geur van vers gezette koffie volgend. Zonder om te kijken. De twee schaduwen verdwijnen door de lange gang die behangen is met tekeningen, collages en schilderijen. Het is alsof de ruimte zich verbreedt en zich vervolgens weer versmalt. Alsof de muren elkaar naderen. Zoals in een verhaal van Edgar Allen Poe. Hij gaat de doodsgang binnen, denkt ze. Alleen het onbekende hiernamaals tegemoet, het onbekende dat we allemaal op een dag moeten trotseren. Hij neemt zijn tijd want bij iedere stap vergeet hij zowel de vorige als hetgeen waarnaar hij op weg is. Op deze weg waarvan niemand de lengte, maar iedereen de uitkomst kent, zal hij iedere dag een stukje van zichzelf, en van hun geschiedenis verliezen.

Je kunt misschien aan het idee van iemands dood wennen, maar wat te doen wanneer je geliefde er is zonder er te zijn? Kun je rouwen om iemand die nog in leven is? Hoe? Is ooit beschreven hoe je moet overleven wanneer je op deze manier alleen achterblijft?