‘Politiek besmette jeugd’. Zo werden ze genoemd, de kinderen van NSB’ers en andere Nederlanders die tijdens de Tweede Wereldoorlog aan Duitse kant stonden. In de jaren van de wederopbouw hadden
kinderen van ‘foute’ ouders een uitzonderlijke positie. Zij werden aangekeken op de daden van hun ouders. Tegelijkertijd kon de overgrote meerderheid van deze kinderen persoonlijk niets worden aangerekend.
In Besmette jeugd onderzoekt Ismee Tames hoe in het naoorlogse Nederland werd omgegaan met schuld en boete. Daarbij laat zij overtuigend zien dat het leven van deze kinderen op een unieke manier de toen – malige opvattingen over opvoeding, gezin en man-vrouwverhoudingen weerspiegelt.
Deze opvattingen waren bepalend voor de manier waarop de overheid en maatschap – pe lijke organisaties, maar ook de buurt, de school en andere ouders reageerden op kinderen van ‘foute’ ouders.
Tames schetst een geheel nieuw beeld van de naoorlogse jaren. Om te voorkomen dat er in een volgende oorlog opnieuw een groep collaborateurs zou opstaan, moesten de kinderen van ‘foute’ Nederlanders zo snel mogelijk worden geïntegreerd en onzichtbaar gemaakt. Deze geforceerde integratie had vaak een averechts effect: kinderen voelden zich afgewezen en in het nauw gebracht. Dat inzicht maakt Besmette jeugd tot een historisch werk met grote actualiteitswaarde.