‘Even later staat de eerste Amerikaan in de poort van het kamp: “Hello boys, here we are!” Dan begint het: het juichen, het schreeuwen, het huilen. Alles gaat golven. Ik heb een gevoel alsof ik word opgetild. Ik brul. Ik ben terug op de wereld,’ schrijft Ed. Hoornik in Voor altijd Dachau.
De bevrijding kwam voor Hoornik en zijn Nederlandse medegevangenen op 29 april 1945, om 17.28 uur. Zij dachten nu wel snel naar Nederland terug te kunnen. De Denen, de Noren, de Fransen, allemaal werden ze opgehaald, vaak met veel eerbetoon. Want Dachau was een concentratiekamp voor vooral politieke gevangenen, waaronder veel Prominenz . Eén land echter liet niets van zich horen: Nederland.
Ze besloten uiteindelijk zelf maar te gaan: achttien man, een toevallig samengesteld gezelschap dat een voorbeeldige afspiegeling bleek te vormen van Nederland-in-verzet: Engelandvaarders, legerofficieren, arbeiders, intellectuelen, een kapelaan en een dominee, verzetsstrijders uit de betere kringen, oud-Spanjestrijders uit communistische milieus. Ze regelden een oude bus en gingen op weg, dwars door het vernielde Duitsland, terug naar huis. Daar wachtte hun een enorme teleurstelling.
Jos Schneider en Gijs van de Westelaken reconstrueren in De bus uit Dachau deze bijzondere busreis en portretteren de al even bijzondere groep reizigers. Over hoe ze, jong nog meestal, in verzet kwamen, met meer geluk dan wijsheid het ene concentratiekamp na het andere over leefden, en hoe, voor de meesten van hen, de oorlog nooit zou ophouden.
Een fragment uit De bus uit Dachau leest u hier.