Rwanda, Darfur, Somalië, Afghanistan, Sudan, Congo, Sierra Leone, de Balkan. De bevolkingen van zo’n vijftig landen zijn de afgelopen jaren slachtoffer geweest van oorlog, genocide, hongersnood. Humanitaire hulp – neutraal, onpartijdig en onafhankelijk – wordt dan beschouwd als een menselijke plicht. Nog nooit waren er zo veel hulporganisaties als tegenwoordig. Een karavaan van ngo’s, met in hun voetspoor popsterren, acteurs, politici en journalisten, trekt over de planeet, van crisisgebied naar
oorlogszone.
De humanitaire hulpverlening is een industrie geworden, waarin organisaties met elkaar strijden om een zo groot mogelijk aandeel. Miljarden euro’s per jaar gaan erin om. Van duizend organisaties per crisis
kijken we niet meer op. En ze gaan door met helpen, ook als strijdende partijen hun geld en goederen rechtstreeks laten verdwijnen in de oorlogskassen.
Waarom krijgen sommige landen hulp met bakken tegelijk, terwijl andere het moeten doen met de restjes? Waarom zijn de resultaten vaak zo schamel? Waarom worden de hulporganisaties maar zo zelden ter verantwoording geroepen? Waar houden humanitaire beginselen op ethisch te zijn? In De crisiskaravaan analyseert Linda Polman op even trefzekere als onthutsende wijze de zin en de moraal van de internationale humanitaire hulpverlening.