In 1792 vertrekt Pieter Constantijn Groen, een negentienjarige Amsterdamse koopmanszoon, naar Berbice. Vanwege de vochtige hitte en de vele dodelijke epidemieën was de Nederlandse kolonie ten westen van Suriname in die tijd allerminst een prettig oord. Wie ‘naar de Barbiesjes ging’, zou zijn ondergang tegemoet gaan, zo was de overtuiging.
Voor Pieter Groen is de tocht echter een groot avontuur. Hij bezoekt de koffieplantages van zijn familie, jaagt met de gouverneur, trekt de binnenlanden in, en vist en danst met de indianen. Ondertussen beleeft hij vele amoureuze affaires. In de West-Indische herbergen brengt hij spannende nachten door met gekleurde dames, slaapt met zwarte slavinnen en verleidt vele eenzame, blanke plantersvrouwen.
In zeven dagboeken heeft Pieter Groen op unieke wijze verslag gedaan van deze reis. Zijn beschrijving van de omgang met de blanke en gekleurde dames in West-Indië levert bijzonder historisch materiaal op. En hij is een van de eerste Europeanen die de gebruiken en gewoonten van de indianen in dit gebied vastlegt. Het journaal geeft een bijzonder kleurrijk beeld van het alledaagse leven in de nadagen van deze wat onbekende Nederlandse kolonie.