Marcus Bakker was een joviale jongen, verzot op boeken en op corresponderen. Zijn helden waren Ter Braak en Du Perron. Zijn werk zat vol activiteiten voor de blauwe jeugdbeweging: daar ontmoette hij ook zijn latere levensgezelin Els Ezerman, dochter van een bekend toneelspeler. Politiek hoorde niet bij hun leven.
De oorlog veranderde alles. Bakker bezocht twee joodse onderduikers die later, in november 1943, werden verraden en afgevoerd. Hij sloot zich aan bij het verzet en bij de CPN en tijdens het laatste oorlogsjaar had hij de illegale leiding in de Zaanstreek. Op 5 mei 1945 besloot hij nooit meer bang te zijn.
Bakker stopte met zijn studie Nederlands en werd journalist en later hoofdredacteur van de grootste krant van Nederland, De Waarheid. In 1956 werd hij lid van de Tweede Kamer. Toen hij daar voor het eerst sprak, liep de zaal leeg. Maar Marcus Bakker ontwikkelde zich tot een begrip. Toen hij 25 jaar later jubileerde, onderbrak het kabinet een zitting om hem te kunnen feliciteren. Als parlementariër behandelde hij tal van onderwerpen, die vaak nog opvallend actueel zijn. Bij de crisis rond Nieuw-Guinea hielp hij een oorlog voorkomen.
In Nooit op de knieën beschrijft Leo Molenaar hoe Bakker langzaam maar zeker de spil werd in de CPN, zijn conflicten binnen de partij en Bakkers kritische onderzoek naar de rol van de CPN in de oorlog. Molenaar sprak met familieleden en tijdgenoten en komt met nooit eerder gepubliceerde feiten uit het roerige leven van Marcus Bakker en zijn partij.