Toen er in 1944 en 1945 een eind aan de Duitse bezetting van België en Nederland kwam, leek het vanzelfsprekend dat alle ‘landverraders’ uit de samenleving zouden worden verwijderd. Ruim 200.000 mensen werden opgepakt en opgesloten in interneringskampen. Deze massale opsluiting leidde in de tumultueuze bevrijdingsdagen tot problemen die de beeldvorming over de omgang met de Belgische ‘incivieken’ en Nederlandse ‘politiek delinquenten’ in belangrijke mate hebben bepaald. Eindeloos opsluiten van deze mensen was in beide landen geen optie. Al snel werd besloten tot re-integratie van de grote meerderheid. Heropvoeding en ‘genezing’ tot ‘goede vaderlanders’ was daarvoor een noodzakelijke voorwaarde.
Grevers onderzocht op basis van niet eerder bestudeerd archiefmateriaal hoe de Belgische en Nederlandse kampen en gevangenissen tussen 1944 en 1950 functioneerden en hoe de voormalige collaborateurs er werden voorbereid op terugkeer in de naoorlogse maatschappij. Het resultaat van dit onderzoek is een bijzonder beeld van de directe naoorlogse jaren en de omgang met ‘foute’ vaderlanders. De nieuw gevonden feiten zullen het wetenschappelijke en publieke debat over deze kwestie zonder twijfel beïnvloeden.