Fragment uit De stille diplomaat. Max van der Stoel 1924-2011 van Anet Bleich.
Proloog
Hotel Intercontinental valt in de ‘gouden stad’ Praag, met haar sierlijke, kleurige art-deco- en jugendstilgebouwen, op door zijn lelijkheid; grijs en massief als het is, staat het model voor de Sovjetchic uit de tweede helft van de vorige eeuw. Toch is in dit gebouw geschiedenis geschreven: op 1 maart 1977 sprak de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken, Max van der Stoel, hier vijf minuten met de filosoof Jan Patočka, een vertegenwoordiger van het door de communistische autoriteiten verketterde Charta 77. Het was de eerste keer dat een gezagsdrager uit het Westen tijdens een officieel bezoek aan een land in het Oostblok iemand ontving die kritiek uitte op het regime. Van der Stoel doorbrak een diplomatiek taboe, tot woede van de regering in Praag. Deze geste werd indertijd in West- en Oost-Europa als een sensatie beschouwd. De Tsjechen die in 1989 met hun Fluwelen Revolutie een eind maakten aan de dictatuur, sloten Max van der Stoel in hun hart.
Precies veertig jaar na de gedenkwaardige ontmoeting, op 1 maart 2017, reed de ene na de andere geblindeerde zwarte auto de parkeerplaats van het Intercontinental op. Europees Commissaris Frans Timmermans, de Tsjechische premier Bohuslav Sobotka en Charta-veteraan Petr Pithart behoorden tot de genodigden die Van der Stoel lof toezwaaiden voor zijn non-conformistische actie. Diezelfde middag werd in een naar hem vernoemd park een gedenkteken voor Van der Stoel onthuld. De Tsjechisch-Nederlandse historicus Hans Renner zag hiermee zijn streven in vervulling gaan om de waardering voor de Nederlandse diplomaat een concrete uitdrukking te geven.
Terwijl ik in de regen naar een rij van sprekers stond te luisteren, dwaalden mijn gedachten af naar november 1988. In een ander Praags hotel, Paříž, zou ik een internationale conferentie bijwonen over de naleving van de Akkoorden van Helsinki. Max van der Stoel was een van de initiatiefnemers. Al bij binnenkomst bleek ons dat het niet allemaal gladjes zou verlopen. Er werden pamfletten uitgedeeld in het Tsjechisch en het Engels met als strekking dat de bijeenkomst illegaal was en werd beschouwd als ondermijning van de Tsjechoslowaakse Socialistische Republiek. We zaten aan een ronde tafel, toen schrijver Václav Havel haastig kwam binnenlopen. Hij nam plaats en begon te zeggen dat hij blij was dat hij de conferentie kon openen. Maar hij was nog niet uitgesproken of twee potige heren maakten hun entree. Ze pakten Havel bij zijn armen en voerden hem mee naar buiten. Wij bleven verbluft en enigszins verslagen achter, maar niet voor lang. Van der Stoel formeerde ons tot een stoet en wij marcheerden achter zijn lange gestalte richting Nederlandse ambassade om daar een protestverklaring op te stellen. Het zou nog even duren, maar het zal zowel Havel als Van der Stoel goed hebben gedaan dat eerstgenoemde, nu als president van Tsjechië, de Nederlander in 1996 een van de allerhoogste Tsjechische onderscheidingen – de orde van Tomáš Garrigue Masaryk – kon uitreiken.
De Tsjechen zijn een van de volkeren in wier collectieve geheugen Max van der Stoel een plaats heeft gekregen. Dat geldt ook voor de Grieken en de Macedoniërs. In Griekenland was hij geliefd om zijn inzet voor het herstel van de democratie die in 1967 door een militaire staatsgreep onderuit was gehaald. In 1974, na de val van de junta, werd hij er als volksheld onthaald. Macedonië had eind jaren negentig vooral aan zijn bemiddeling te danken dat de spanningen tussen de Slavische en Albanese bevolkingsgroepen niet op een oorlog uitliepen. Dit zijn slechts enkele van de wapenfeiten die Van der Stoel gedurende zijn lange loopbaan op zijn naam bracht. Ze maakten mij nieuwsgierig naar de man erachter en inspireerden me om me in zijn leven te verdiepen.
Wie was Max van der Stoel? Een moedig voorvechter van de mensenrechten zonder aanzien des regimes? Of toch veeleer een voorzichtig onderhandelaar? Waarom kreeg hij als minister in het kabinet-Den Uyl (1973-1977) zoveel kritiek van links, ook uit zijn eigen Partij van de Arbeid? Waarom was hij zo gehecht aan het bondgenootschap met de Verenigde Staten? Hoe stond hij tegenover het Huis van Oranje en heeft de koninklijke familie hem zijn rol in de aanloop naar het huwelijk van Máxima Zorreguieta en kroonprins Willem-Alexander kwalijk genomen? Het zijn vragen die in de loop van dit verhaal de revue zullen passeren. Dit wordt, hoop ik, niet het portret van een heilige en evenmin dat van een voorspelbare, saaie politicus, maar van een complexe persoonlijkheid, met op zijn conto grote verdiensten en af en toe een misstap.
De stille diplomaat, de titel van dit boek, heb ik ontleend aan een gelijknamige documentaire uit het jaar 2000, waarin de Canadese journalist en schrijver Michael Ignatieff Max van der Stoel interviewt over zijn werk als Hoge Commissaris inzake Nationale Minderheden voor de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE). Als dikwijls succesvol bemiddelaar tussen (meest Oost-)Europese regeringen, minderheden en naburige staten was achter de schermen opereren een absolute must om te voorkomen dat conflicten verder zouden escaleren. Ook als minister van Buitenlandse Zaken van Nederland nam Van der Stoel vaak zijn toevlucht tot stille diplomatie.
Maar de omschrijving ‘stille diplomaat’ past ook in andere opzichten bij de hoofdpersoon van deze biografie. Hij was uitermate discreet, geheimen waren veilig bij hem. En hij was een introverte man, niet het type van de gangmaker op feestjes. Zijn zelfbeheersing, door mensen die hem slechts oppervlakkig kenden soms aangezien voor kille gereserveerdheid, liet hij meestal alleen varen in vertrouwde kleine kring, slechts een enkele keer, als hij al te zeer getergd was, ook in het openbaar.
In dit boek volg ik Max van der Stoel op zijn levenspad, van zijn geboorte op 3 augustus 1924 in Voorschoten tot zijn overlijden op 23 april 2011 in het Haagse ziekenhuis Bronovo. Ik heb geprobeerd in beeld te krijgen wat zijn karakter heeft gevormd en hoe hij zich, soms moeizaam, door het leven sloeg. Het grootste deel van dit verhaal is echter gewijd aan de politiek waarvoor Max zich al jong hevig interesseerde en aan de vele, spannende internationale gebeurtenissen waarbij hij betrokken was. Het leven van Van der Stoel beslaat een reeks van periodes met onderling sterk verschillende internationale machtsverhoudingen: het interbellum met de dreiging van fascisme en oorlog; de Tweede Wereldoorlog; de Koude Oorlog, tijdelijk getemperd door de detente, en na 1989 de periode van na de val van de Berlijnse Muur. De hoogtepunten in het politieke bestaan van Van der Stoel lagen in de jaren zeventig en begin tachtig (Koude Oorlog en detente) en negentig, een periode waarvan sommigen, in navolging van de Amerikaanse historicus Francis Fukuyama, meenden dat die het begin was van een tijdperk van eeuwige vrede, terwijl in diezelfde tijd zich op tal van plekken een virulent nationalisme begon te manifesteren.
Om optreden en opvattingen van Max van der Stoel goed te kunnen plaatsen, leek het mij van belang de internationale context zo helder mogelijk te schetsen. Daarom gaat hoofdstuk 2 vrijwel in zijn geheel over het ontstaan van de Koude Oorlog en hoofdstuk 18 voor een groot deel over de ondergang van het communisme in Oost-Europa en in de Sovjet-Unie. Ook elders neem ik de ruimte om stil te staan bij het begin van de detente, de opkomst van de ‘nieuw linkse’ protestbewegingen et cetera. Zodoende is dit niet alleen de levensbeschrijving van een bijzondere man, maar ook een stuk historie van de twintigste eeuw, waarop de hoofdpersoon van dit boek soms zijn stempel heeft kunnen drukken.
Max van der Stoel was medewerker van het wetenschappelijk bureau van de Partij van de Arbeid, de Wiardi Beckman Stichting (in de jaren vijftig), lid van het partijbestuur van de PvdA (vanaf 1958), Eerste en vervolgens Tweede Kamerlid (1960-1965), staatssecretaris van Buitenlandse Zaken onder Joseph Luns (1965-1966), vervolgens weer Tweede Kamerlid, minister van Buitenlandse Zaken (1973-1977), weer Kamerlid en heel kort weer minister (1981-1982). Van 1983 tot 1986 vertegenwoordigde hij Nederland bij de Verenigde Naties, daarna was hij tot 1993 lid van de Raad van State. In die tijd vervulde hij nog verscheidene nevenfuncties en gaf hij van 1988 tot 1992 leiding aan de geheime organisatie ‘Operatiën & Inlichtingen’. Van 1993 tot 2001 was hij Hoge Commissaris inzake Nationale Minderheden. Tussen 1992 en 1999 rapporteerde hij aan de Verenigde Naties over misstanden in het Irak van Saddam Hoessein. In 2000 probeerde hij samen met premier Wim Kok een dreigende crisis rond het koningshuis te bezweren. Aan het begin van het nieuwe millennium was hij nog enkele jaren bijzonder hoogleraar voor internationale betrekkingen en mensenrechten aan de universiteiten van Leiden en Tilburg.
Al deze episodes komen hier – meer of minder uitgebreid – ter sprake. Voor het beschrijven ervan heb ik gebruik kunnen maken van een reeks van archieven, waaronder de uitgebreide privécollectie van Max van der Stoel zelf. Ik was tot nu toe de enige die toegang had tot dit archief, maar ik ben blij te kunnen melden dat ongeveer gelijktijdig met de publicatie van deze biografie de collectie van Max van der Stoel op het Nationaal Archief in Den Haag geraadpleegd zal kunnen worden. Uiteraard heb ik ook de nodige secundaire literatuur tot mij genomen. Soms moesten daaruit, en uit gesprekken die ik voerde, passages worden vertaald. Deze vertalingen zijn, tenzij anders vermeld, van mijn hand.
In 2009 heb ik vijf keer uitvoerig gesproken met Max van der Stoel; in 2003 en 2005 had ik hem voor mijn biografie van Joop den Uyl ook al geïnterviewd. Verder heb ik kunnen spreken met tal van familieleden, collega’s en medewerkers. Met behulp van dit alles heb ik getracht de ‘echte’ Max van der Stoel zo dicht mogelijk te benaderen en zo een levensecht en hopelijk boeiend portret van hem te schilderen. In hoeverre dat is gelukt, moet ik aan het oordeel van de lezers overlaten.