Door Carin Reinders
Directeur van CODA Apeldoorn en voormalig directeur van het Textielmuseum Tilburg
Textiel is alledaags. We slapen erop of erin, we dekken de tafel met textiel en we verwarmen en versieren ruimten en het lichaam met textiel. Niets is dichterbij. Kunstenaars en vormgevers zijn zich al eeuwenlang bewust van dat gegeven en de kunstgeschiedenis geeft een aantal iconische voorbeelden. Textiel beleeft momenteel een come-back. En dat is opvallend want in West-Europa – waar het concept leidend is en kunst vaak vanuit taal ontstaat – is textiel als materiaal decennialang minder gewaardeerd.
Niettemin, de combinatie van ambacht, beeldende kunst en innovatie is voor mij persoonlijk een van de mooiste. Als directeur van het Textielmuseum in Tilburg heb ik dat jarenlang mogen ervaren. CODA Museum in Apeldoorn heeft momenteel de grootste museale collectie eigentijdse kunstenaarssieraden. Die collectie toont dat er vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw een toenemende belangstelling is voor textiele materialen. Kunstenaars als Caroline Broadhead, Marion Herbst en, meer van deze tijd, Lucy Sarneel geven vormen en materialen uit de volkskunst een nieuw leven en een andere of nieuwe betekenis. En laten we Felieke van der Leest in deze context niet over het hoofd zien. Zij heeft de draad en (haak)naald tot kunst weten te verheffen.
“Draad, naald, stof en de patronen die de draad vormt. Dat is naaien.” Ingewikkelder is het niet. Maar de werelden die je daarmee kunt verbeelden én verbinden zijn oneindig. Levensdraden van Clare Hunter is verdeeld in thema’s als macht, zwakte, identiteit, bescherming, verlies, protest maar gaat ook over schoonheid en beeldende kunst. Hunter neemt ons in hink-stap-sprong mee door de tijd, terwijl ze gemakkelijk beweegt van continent naar continent. Vaak vanuit historische beschouwing en soms vanuit een diepdoorleefde persoonlijke verbinding. Ik denk dan aan de klaprozen van stof die ze maakt voor haar niet-geboren kinderen.
Hunter bespreekt prachtige voorbeelden en begint – natuurlijk zou ik bijna zeggen – met het tapijt van Bayeux, een Middeleeuws borduurwerk dat het leven in Engeland in meerdere verhalen laat zien. Dit tapijt is iconisch in de (kunst)geschiedenis en in de geschiedenis van de naaldkunst. Een ander voorbeeld is de Schotse Maria Stuart die haar borduurwerk tot haar woordvoerder maakte, in zowel emotionele als politieke zaken. In vroegere tijden kon je macht, rijkdom en afkomst herleiden uit het gebruikte materiaal en dat levert ons een rijke, materiële wereld aan informatie op. Textiel was de meest veelzijdige vorm van visuele communicatie en hoewel vooral door vrouwen beoefend, zijn er ook mannen die er verhalen mee vertelden. Borduren is niet alleen een geestelijke en fysieke troostrijke bezigheid, maar ook een manier om kennis, verbeelding en passie te uiten. Het is onopvallend in gezelschap: je kunt tijdens het borduren blijven deelnemen aan het gesprek en het is gemakkelijk te verbergen. Aan het begin van de negentiende eeuw introduceerde humanist Elizabeth Try borduurwerk in gevangenissen als rustgevend tijdverdrijf en in krijgsgevangenkamp Changi was borduren het tegengif voor de machteloosheid van de gevangen. Borduurwerk is vaak het laatste wat overblijft van een identiteit die door ontheemden wordt bewaard en met het borduren wordt een gevoel van identiteit herwonnen. De Miao-stam in China heeft geen geschreven taal maar met het naaldwerk wordt er toch gecommuniceerd. Naaldwerk biedt losgeslagen gemeenschappen een anker en genereert gemeenschapszin. Het inpakken van het Pentagon, the Ribbon, in 1985 symboliseert de vereniging van hoop en gemeenschapszin.
Voor naaldwerk is tijd nodig en dat geeft naast het kiezen van patroon en kleur ook de tijd om na te denken en te herinneren. Naaldwerk kan geschiedenis vastleggen, ingewikkelde sociale informatie overbrengen, maar ook een artistieke, kunstzinnige lading hebben. Aan het eind van de negentiende eeuw werden er verschillende tijdschriften opgericht waardoor naaldwerk bekender én populairder werd. Vooral in het Angelsaksische gebied werd de quilt als ‘community-art’ ontdekt. Op dit onderdeel is Clare Hunter wat mij betreft op haar best. Bijvoorbeeld in het beschrijven van die verschillende projecten voor kinderen die achtergelaten zijn in weeshuizen. Maar denk ook de banieren van de vakbonden en de spandoeken van de Suffragettes.
Clare Hunter heeft met liefde, passie en aandacht een mooi overzicht van de naaldkunst geschreven en de betekenis van textiele materialen door de eeuwen heen en in verschillende culturen in beeld gebracht. Twee indrukwekkende voorbeelden raakten mij persoonlijk: het jasje van Agnes Richter die tijdens haar verblijf in het psychiatrisch instituut in Dresden eind negentiende eeuw haar woede en machteloosheid uitte in borduursels op haar inrichtingsjasje én Judy Chicago’s The Dinner Party dat ik heb gezien in het Brooklyn Museum in New York.
Clare Hunter heeft prachtig geschreven over de betekenis van textiele materialen door de eeuwen heen en in verschillende culturen. Levensdraden is een mooie combinatie van research en persoonlijk engagement. Een echte aanrader!