Het muzikale genie
‘Ik lig elke avond om negen uur in bed; theevisites, soirees en balavonden zitten er niet meer in,’ schreef een vertwijfelde Chopin aan Jan Białobłocki nadat hij in de herfst van 1826 met zijn studie aan het conservatorium was begonnen. Hij werd voortdurend gekweld door kwaaltjes als kiespijn, zenuwpijn en problemen met de spijsvertering. ‘Op voorschrift van dokter Malcz neem ik een braakmiddel en als een paard prop ik mijzelf vol havermoutpap.’ Dit was geen goed begin van de studie waarvoor hij zo had moeten strijden.
Het in 1821 opgerichte Conservatorium van Warschau had een aantal vakken op het programma waaruit nieuwelingen konden kiezen. Chopin had gekozen voor een driejarige opleiding in muziektheorie en contrapuntiek. Het tweede vak bestond in zijn geheel uit praktische onderdelen als het schrijven van missen en oratoria op basis van Poolse en Latijnse teksten, van verschillende soorten vocale composities, orkestwerken en kamermuziek. Vanaf het begin lijkt Chopin echter een eigen programma gevolgd te hebben. Na zijn opleiding in september 1826 begonnen te zijn, volgde hij elke week zes lessen in contrapuntiek bij Elsner. De rest van de tijd werkte hij op eigen houtje. Elsner was een vooruitstrevend docent die zichzelf vooral als raadgever zag. ‘Wie compositieleer onderwijst, dient geen voorschriften uit te vaardigen, vooral niet bij leerlingen die overduidelijk over talent beschikken,’ verklaarde hij. ‘Als zij boven zichzelf willen uitstijgen, dienen zij eigen voorschriften te vinden waardoor zij dingen kunnen ontdekken die nog niet eerder ontdekt zijn.’ Maar Chopin vond zelfs deze ontspannen methode nog veeleisend.
Overeenkomstig het compromis dat hij met zijn vader had gesloten, volgde hij ook colleges aan de universiteit. De bedoeling was dat hij zich zou verdiepen in een aantal algemene onderwerpen, maar al snel beperkte hij zich tot één vak. Het enige waaraan hij serieus aandacht besteed lijkt te hebben, waren de colleges Poolse literatuur die gegeven werden door de dichter Kazimierz Brodzinski. Daarin behandelde deze een scala aan onderwerpen, variërend van esthetica tot volksgebruiken, die hij aan het beschrijven was.
Chopin was geboren in een samenleving die op zoek was naar een nieuwe identiteit: het oude Polen van het Pools-Litouwse gemenebest had geen stand weten te houden en was aan het einde van de achttiende eeuw uiteengevallen. Patriotten die streefden naar een herstel van de Poolse staat beseften dat zij een nieuw nationaal bewustzijn dienden te creëren als fundament voor de nieuwe staat. Daarvoor moest onder meer op basis van het verleden een nieuwe culturele identiteit worden vastgesteld waarbij het gewone volk betrokken diende te worden. Of hij zich ervan bewust was of niet, dit was precies wat Chopin deed met zijn muziek. Daarin wist hij de geest van de oude ridderlijke idealen en de cultuur van de boeren met elkaar te verenigen. Hij sprak een nieuwe nationale taal die onmiddellijk door iedereen herkend werd. Hij was nagenoeg de verpersoonlijking van de zeitgeist van zijn generatie. Toch stond hij in andere belangrijke opzichten los van zijn tijdgenoten.
In het gezin van de Chopins lag veel nadruk op onderwijs en vooral op literatuur: zijn zussen Ludwika en Emilia hebben beide poëzie gepubliceerd en samen een kinderboek geschreven. Het kan Chopin dus nauwelijks ontgaan zijn dat de Poolse literatuur toentertijd de meest bewogen periode uit zijn geschiedenis doormaakte, maar nooit heeft hij blijk gegeven van een werkelijk begrip van wat er gaande was. Hij heeft enkele verzen van Adam Mickiewicz, de belangrijkste romantische dichter, op muziek gezet evenals werk van zijn vriend Stefan Witwicki, een veel minder begenadigd dichter. Hij was echter veel te nuchter om zich mee te laten slepen door de geest van vervoering die de voedingsbodem vormde voor de Romantiek. Hij zag zichzelf als ambachtsman en streefde slechts naar het vergroten van zijn vaardigheden en vakkennis.
Maar zelfs binnen zijn ambacht hield Chopin zich opmerkelijk afzijdig van de modes van zijn tijd. Zijn verering voor Bach hield onverminderd stand. Meer dan tien jaar later speelde hij alle preludes en fuga’s nog steeds uit het hoofd waarbij hij verklaarde: ‘Dit is iets wat je nooit vergeet!’ Naarmate zijn kennis van de muziektheorie toenam, groeide zijn waardering voor Haydn, die hij prees voor zijn ‘ervaring’, en voor Mozart, die zijn grote voorbeeld zou worden. De muziek van de Italiaanse school was de enige modieuze muziek die zijn enthousiasme opriep. Elsner had er een aversie tegen en duwde hem richting de muziek van Hummel, Ignaz Moscheles en de Ier John Field – niet echt vertegenwoordigers van de Romantiek.
Tussen Chopins houding tegenover de wereld en de zeitgeist van zijn generatiegenoten gaapte een grote kloof. Hij was net zeventien toen hij voor het eerst direct in aanraking kwam met de dood: hij was er getuige van dat zijn veertienjarige zusje Emilia overleed aan de tuberculose. Haar dood schokte hem uitermate. Waar de meesten van zijn tijdgenoten echter hun hart hadden uitgestort en zich hadden uitgeleefd in hun verdriet, wentelde hij zich niet in smart. Hij sloot het op in een hokje van zijn geest waar hij het in zijn eentje kon herbeleven. […]