Nieuws

Leesfragment Gert-Jan Segers – ‘ De verloren zoon’

  • 24 oktober 2019
  • 2m

Anywheres en somewheres

Iemand die het sentiment van verweesde westerse samenlevingen treffend heeft beschreven, is de Britse denker David Goodhart. In The Road to Somewhere onderscheidt hij anywheres en somewheres, de ‘overalmensen’ en de ‘ergensmensen’. De overalmensen ontlenen hun eigenwaarde aan wat ze bereikt hebben, hun doorgaans academische opleiding en hun carrière. Ze kunnen zich overal in de wereld thuis voelen en bewegen zich vrijelijk. Ze omarmen een ideologie van progressief individualisme en waarderen bovenal persoonlijke autonomie, mobiliteit, vernieuwing. Ze hechten minder aan groepsidentiteit, nationale, culturele tradities. In het Verenigd Koninkrijk bestaat de samenleving volgens Goodhart voor ongeveer een kwart uit deze overalmensen, geconcentreerd in de grotere steden.
In het Bijbelverhaal zou je de jongste zoon een overalmens kunnen noemen, tot het moment dat het geld op was en hij bij de varkens eindigde. Hij verkoos de vrijheid van een grenzeloze wereld waarin alles te koop is boven het begrensde ouderlijke erf, de zorg en bescherming van zijn vader die vast beknellend voelde.

Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) zal de overalmensen in hun termen tot de gevestigde bovenlaag en kansrijke jongeren rekenen. In Nederland zijn ze vooral te vinden onder de aanhang van D66, GroenLinks en deels bij PvdA en VVD. Pleidooien voor het zingen van het Wilhelmus op scholen, voor culturele inburgering van nieuwkomers en voor extra aandacht voor ‘de regio’, daar voelen ze zich hoogst ongemakkelijk bij, zo merkte ik bijvoorbeeld bij de onderhandelingen over het huidige regeerakkoord. Tegelijk kent deze groep juist een strijdbaar engagement voor genderneutraliteit en de normalisering van bijvoorbeeld meeroudergezinnen en van soms inderdaad kwetsbare seksuele minderheden. Bij de overalmensen is migratie niet het pijnlijke resultaat van oorlog en vervolging, maar een verrijking van onze cultuur. Geen mens is voor hen illegaal, alle vluchtelingen zijn welkom en islam is voor hen niet problematisch, hooguit de extremisten die deze islam gijzelen, maar er ten diepste niets mee te maken hebben.

Soms lijken de overalmensen wel, nu ja, overal. Maar ze maken ongeveer 28 procent van de Nederlandse bevolking uit. Qua invloed overschrijden ze echter hun aantal, omdat ze over het algemeen goed opgeleid zijn en de weg naar media veel beter weten te vinden dan de ergensmensen. En dat gaat soms met zo’n gemak en vanzelfsprekendheid dat de overalmensen zich niet eens meer kunnen voorstellen dat niet iedereen een overalmens is en dat ze zich verbazen dat er toch nog steeds – ergens, verstopt in de statistieken, de polls en de verkiezingsuitslagen, ze kénnen hen vaak niet persoonlijk – zoveel ergensmensen zijn.

Goodhart beschrijft deze ergensmensen als sociaal conservatief en communitaristisch. Ze hechten aan culturele en lokale tradities, de nabijheid van de gemeenschap waar ze deel van uitmaken en de plek waar ze geboren en geworteld zijn. De oudste zoon in Jezus’ verhaal die thuisbleef en zijn plicht bleef doen, kun je zo’n ergensmens noemen. Ze ontlenen hun eigenwaarde aan de groep waartoe ze behoren en de fysieke plaats waar ze zich thuis weten. Ergensmensen voelen zich oncomfortabel bij maatschappelijke veranderingen als migratie en haar culturele gevolgen, bij de prestatiesamenleving, de verminderde rol van arbeid zonder diploma en de fluïde genderrollen. Goodhart schat in dat de helft van de Britse bevolking tot deze ergensmensen behoort. In Nederland zijn ze vooral te vinden in de groepen die het SCP werkende middengroep, onzekere werkenden en het ‘precariaat’ noemt, eveneens ruim de helft van de bevolking. En hoe sterker de overalmensen zich laten gelden en hoe succesvoller ze zijn in de uitvoering van hun culturele agenda, hoe groter het ongemak van de ergensmensen en hoe meer die laatste groep zich verweesd voelt.

Natuurlijk lopen overalmensen en ergensmensen door elkaar heen en herkennen we iets van beiden in ons eigen leven. Ik vertelde al dat ik in langere tijd in drie verschillende landen heb gewoond. Je zou me zomaar een overalmens kunnen noemen. Tegelijk voel ik me met huid en haar verbonden aan dit land, aan zijn geschiedenis en zijn lot. Ik zal nergens anders zo kunnen aarden als hier in dit vlakke land aan de Noordzee, en ik zal me voor geen ander land zo met hart en ziel kunnen inzetten als voor het onze. Ik ben zeker ook een ergensmens, en ik vermoed dat meer mensen deze gemengde gevoelens herkennen.