Leesfragment

Leesfragment uit Homo politicus

  • 17 maart 2016
  • 2m

Moed in een sombere tijd

In het Nederland van de jaren vijftig groeide ik op als puber en zou ik dus ook mijn seksuele voorkeur ontdekken. De moralistische sfeer van na de Tweede Wereldoorlog was zeker niet bevorderlijk voor meer tolerantie op seksueel gebied. Onder opiniemakers heerste een soort panische angst voor de massamens die zijn lustgevoelens de vrije loop zou laten. Behalve voor de voortplanting was het gezin er daarom vooral om deze lustgevoelens te beteugelen. Niet alleen de christelijke partijen propageerden een moralistische politiek waarin het gezin centraal stond, deze opvattingen leefden net zo goed onder liberalen en zelfs in linkse kring. Voor homoseksuelen was geen plaats in dit preutse Nederland. Voor hen was de bevrijding wel erg betrekkelijk geweest. De Duitse verordening, – ‘paragraaf 175’ – ter bestrijding van ‘tegennatuurlijke ontucht’ was weliswaar vervallen, maar niet het beruchte Nederlandse wetsartikel 248bis. Hierdoor bleef dus de volwassene strafbaar die seksueel contact had gehad met een minderjarige van hetzelfde geslacht. Het artikel werd in het naoorlogse Nederland zelfs vaker dan ervoor toegepast. Homo’s waren hierdoor gemakkelijk te chanteren. Van al deze dingen uit de wereld van de volwassenen wist ik vooralsnog niet zoveel, maar wel wist ik dat je beter geen homo kon zijn.

Ook in andere westerse landen heerste na de oorlog een uiterst benauwende moralistische sfeer, en vaak nog heel wat erger dan in Nederland, omdat zelfs homoseksuele contacten tussen volwassenen er veelal strafbaar waren. Het lot van de beroemde Britse wiskundige Alan Turing, in 2014 verfilmd in The Imitation Game, is een dramatisch voorbeeld van hoe homofoob de Engelse maatschappij was. Turing had de Enigma-code gebroken waarop de militaire communicatie van de nazi’s was gebaseerd. Dankzij Turings genie hadden enorm veel geallieerde militairen het er levend van afgebracht. Hij ontving de Order of the British Empire en werd fellow van de Royal Society. Desondanks werd Turing in 1952 veroordeeld voor openlijke homoseksualiteit. Hij kon kiezen tussen chemische castratie en gevangenisstraf. Hij koos voor het eerste. In 1954 pleegde hij zelfmoord. Pas in 2013 zou koningin Elizabeth II hem postuum gratie verlenen.

In de Verenigde Staten werden door senator McCarthy communisme en homoseksualiteit beide als even ondermijnend voor de samenleving beschouwd en actief vervolgd. Veel homo’s verkeerden hierdoor in troosteloze situaties. Sterren in Hollywood leefden in voortdurende angst voor ontdekking. In Frankrijk hield de rechtse regering van president De Gaulle vast aan de antihomoseksuele maatregelen van het fascistische Vichy-bewind. Nog in de jaren zestig werd homoseksualiteit er, naast tuberculose en alcoholisme, als een ‘maatschappelijke plaag’ gezien.

Op alle gebieden was de eerste periode na de Tweede Wereldoorlog een grauwe tijd voor homo’s. Weliswaar had een enkele progressief kennisgenomen van de bevindingen van Kinsey (1948), waaruit bleek dat homoseksueel gedrag veel gangbaarder was dan eerder gedacht, maar ook in medische kringen werd de kijk op homoseksualiteit nog lang, en zelfs met zekere gretigheid, bepaald door vooroordelen. De Amerikaanse gay schrijver Edmund White beschrijft in City Boy deze periode voor New York als volgt: ‘There was no “gay pride” back then – there was only gay fear and gay isolation and gay distrust and gay self-hatred.’ Dit moet niet zo ver afstaan van de belevingswereld van de gemiddelde Nederlandse homo uit de jaren vijftig. Uiteraard was ook de politiek voor homo’s nog een volstrekt no-goarea. Er zullen ongetwijfeld, zoals overal, gecamoufleerde homo’s zijn geweest. Van een prominente PvdA-politicus, Hein Vos (1903-1972), onder meer minister en Kamerlid, was het in kleine kring bekend. Zijn terugkomst als minister zou daarom door de katholieke leider Romme zijn geblokkeerd.

Deze uiterst negatieve sfeer rond homoseksualiteit was allesbepalend voor wat jonge homo’s toen dachten van het leven te kunnen verwachten. Gelet op dit barre klimaat, verdienen degenen die na de oorlog de moed en het doorzettingsvermogen hadden om de strijd voor homorechten aan te gaan ons grootste respect.