Een homo in de politiek – nog niet eens zo lang geleden was dat onvoorstelbaar. In de meeste landen is dat nog altijd zo. Toen Nederland in 1945 werd bevrijd, vormden de homoseksuelen een geminachte minderheid, en dat bleven ze nog jaren. De emancipatiestrijd moest nog worden gestreden, zowel maatschappelijk als persoonlijk. Deze strijd, waarin Nederland internationaal gezien een belangrijke rol heeft gespeeld, leverde in 2001 uiteindelijk het ‘homohuwelijk’ op, maar 25 jaar daarvoor ook de eerste parlementariër ter wereld die openlijk als homo uit de kast kwam.
Die eerste parlementariër was Coos Huijsen. In Homo politicus beschrijft hij de stille, grauwe beklemming van zijn jeugd op het naoorlogse, superchristelijke Goeree-Overflakkee, waar hij als jongen besefte dat hij anders was dan de rest. In de jaren zestig werd hij actief in de politiek voor de CHU, maar door de rechtervleugel daar als ‘verkeerde Coos’ weggezet. Hij kwam uit de kast, brak met de partij en werd homoactivist. In het bruisende Amsterdam van de jaren zeventig ontdekte hij hoe het voelt om als mens gewoon jezelf te kunnen zijn. Hij ontmoette er de liefde van zijn leven.
In dit boek laat Coos Huijsen op aansprekende en openhartige wijze zien hoe het persoonlijke en de politiek met elkaar zijn verweven. Onze verworvenheden zijn zeker niet vanzelfsprekend – ze moeten worden onderhouden en verdedigd.