Leesfragment

Verschenen: de biografie ‘Jacob van Lennep. Een bezielde schavuit’

  • 12 januari 2018
  • 2m

Fragment uit Jacob van Lennep. Een bezielde schavuit van Marita Mathijsen.

Inhalen van de verloren dompertijd

Rond 1831 komt Jacob van Lennep met enkele studenten uit Leiden in contact, en dan breekt er iets in hem los dat tevoren wel al aanwezig was, maar veel meer gecontroleerd. Het lijkt erop alsof hij zijn studententijd voor de tweede keer wil beleven, maar dan met alle geneugten die daarbij horen, en niet meer gebukt wil gaan onder het neerdrukkende gewicht van Bilderdijk en Da Costa en toch ook van familie. Drank, gokken, meisjes versieren, spotverzen maken, en vooral: heel intense vriendschappen sluiten, daarmee begint hij nu opnieuw. Zijn vriendschappen in de Amsterdamse studententijd waren niet bestendig geweest, zelfs zijn verhouding met Jan Amersfoordt ging met veel wederzijdse verwijten gepaard. Met Dirk van Hogendorp, Adriaan van der Hoop en Isaac da Costa was hij wel veel opgetrokken, maar die omgang kan niet gelden als diepgaande vriendschap.

En nu leerde hij drie jongens kennen die schaterlachend door het leven gingen. Van Lennep had op dat moment behoefte aan gezelschap dat geestig, onbezorgd en ontwikkeld was en nog weinig maatschappelijke plichten te vervullen had. Het almaar uitdijende gezin, zijn vrouw die, inmiddels bijna veertig, aan kleine kwaaltjes leed, het werk dat hem niet op het lijf geschreven was, dat alles moet hem benauwd hebben en dus zocht hij afleiding en koesterde hij zich in de onbezorgde levensstijl van deze Leidse studenten, die alle drie literaire aspiraties hadden. Het gaat om de tweeling Aart en Willem Veder en om Gerrit van de Linde, alle drie geboren in 1808 in Rotterdam. Aart studeerde rechten, Willem en Gerrit theologie. Theologie was indertijd een studie die veel studenten met literaire ambities kozen zolang er nog geen opleiding Nederlandse taal- en letterkunde bestond, bovendien waren er studiebeurzen voor te krijgen. Waarschijnlijk heeft Van Lennep de jongens leren kennen bij een lezing die hij eind 1831 in Leiden voor de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde gaf.

Aart Veder was een scherpe denker en een spotvogel, op het vileine af. Van Lenneps zoon Maurits betreurt het in zijn dagboek dat zijn vader zo bevriend met hem raakte. Hij noemt hem een ‘Mefistofeles’. Hij stond bekend als atheïst en hij zou Van Lennep bij de Vrijmetselarij gehaald hebben en van het geloof hebben afgetrokken. Nu was het in feite andersom: het was Jacob die Aart de Vrijmetselarij in praatte, maar het klopt wel dat Aart een agnost was met een flexibele moraal. Van Lenneps vrouw noemde hem eens spottend ‘een zuiplap in folio’. Later zou hij in Rotterdam een glanzende advocatenpraktijk opbouwen. Aart was zeer belezen, hij hield zowel wetenschappelijke uitgaven als de nieuwe literatuur uit binnen- en buitenland bij. Uit zijn brieven krijg ik de indruk dat hij niet de man is bij wie je troost moet zoeken als je opa overleden is, maar als je een amusante avond wilt hebben met veel woordgrappen, kwaadaardige opmerkingen en spitsvondigheden, dan ben je bij hem aan het juiste adres.

Zijn broer Willem, die dominee zou worden met als eerste standplaats Heiloo, was veel gevoeliger maar toch ook spotlustig. Hij zou later in zijn gezinsleven nogal wat tegenslag krijgen. Ook hij was belezen, vooral in het literaire. Zijn verzen verschenen geregeld in de bladen van die tijd. Zijn brieven zijn vaak ook vermakelijk, maar in zijn oordelen over de medemens is hij minder hardvochtig dan zijn broer. De tweeling studeerde op dezelfde dag af: 29 september 1832, de een in de rechten en letteren, de ander in de theologie.

Gerrit van de Linde was de sensibelste van de drie. Hij werd ook het bekendst in de literaire wereld, onder zijn pseudoniem ‘De Schoolmeester’, dat hij overigens pas in de jaren vijftig ging gebruiken. Al in zijn geboorteplaats Rotterdam gold hij in zijn gymnasiumtijd als een literair talent, en dat werd in zijn studententijd alleen maar versterkt. Van de Linde was een deugniet in veel opzichten, en een charmeur, maar ook iemand met het vermogen diepe vriendschappen aan te gaan, en iemand met een rijkgeschakeerd gevoelsleven. Als ‘romantische persoonlijkheden’ bestaan, dan was hij er een van. Hij neigde naar melancholie, maar was ook vol bravoure, hij had een feilloos zintuig voor opgeblazenheid, eigenwaan en zelfoverschatting en strafte mensen die daaraan leden genadeloos af. Tegelijk moet hij teder en meelevend geweest zijn. Zijn verzen zijn hoogst onconventioneel en raken steeds de gevoelige plekken van de maatschappij. Hij legde achilleshielen bloot, in zijn poëzie en nog meer in zijn brieven aan Jacob van Lennep, die echter pas sinds 1977 openbaar zijn geworden.