Ik ben opgeleid tot arts. Ik ben docent psychiatrie en empirisch levensbeschouwingsonderzoek en de regering is zo vriendelijk geweest mij de ‘titel, eer en waardigheid van professor’ te verlenen. Zelf noem ik me auteur; ik heb in de loop van de jaren een groot aantal boeken gepubliceerd en sommige daarvan hebben heel aardig verkocht. Tegenwoordig ben ik ook kattenbezitter, al vraag ik me wel af of het niet eerder zo is dat de kat mij bezit. Waarschijnlijk is dat het geval. Eigenlijk.
Dit is het verhaal van hoe ik een kat kreeg, hoewel ik had besloten nooit huisdieren te nemen. Het is een banaal verhaal, misschien zelfs een beetje dwaas. Maar ik ben de zeventig gepasseerd, ik heb geen status die ik moet verdedigen en geen carrière om voor te vechten. Ik kan me veroorloven het te vertellen. Zoals veel mannen op leeftijd ben ik best weekhartig en gevoelig. De kat heeft echter, zoals weldra zal blijken, een stalen wil of wellicht ook een methodische, zachte doelbewustheid. Het is nooit tot een confrontatie gekomen, maar na verloop van tijd kreeg ze haar zin. En zo is het allemaal begonnen.
Eind oktober kwamen mijn vrouw en ik terug uit Namibië. Ik heb altijd graag gereisd en we waren al eerder in Afrika geweest. Nu hadden we twee weken met een fourwheeldrive door de Namibische woestijnen getrokken, grote onherbergzame nationale parken bezochten olifanten, zebra’s en een heleboel elegante antilopen over de vlakten zien lopen. Natuurlijk hadden we ook de verplichte grote katten gezien, de leeuwen en de luipaarden, maar het waren er deze keer niet zoveel geweest.
We wonen in een klein huis in het centrum van Lund en om onze tuin staat een schutting, die op de meeste plekken helemaal is begroeid met klimop. De auto parkeren we in onze carport en tussen de tuin en de carport zit een deur in de schutting, die altijd op slot is. Die deur zit vlak bij ons slaapkamerraam en toen ik een week na thuiskomst de gordijnen opentrok om het bleke herfstlicht binnen te laten, zat er een kat op, die me met grote, ronde gele ogen aankeek. Het was een klein grijsbruin dier zonder witte vlekken. We hadden haar nog nooit eerder gezien, maar gingen ervan uit dat ze van een van de buren was.
De dagen daarna dook de kleine kat keer op keer op en algauw ontdekten we dat ze zich in het schuurtje ophield dat tegen de carport aan is gebouwd en een eigen deur naar de tuin heeft. Een paar keer toen ik er wat ging halen, keek de kat op vanuit de tuinmand waarin ik mijn gereedschap bewaar, en het duurde niet lang of we beseften dat het beestje vaak overnachtte in ons schuur-tje, dat haar een beetje bescherming bood tegen de wind, kou en regen. Blijkbaar had ze die ochtend dat ze zich onverwacht op de schuttingdeur liet zien in mijn tuinmand geslapen. Ze had het zich zo makkelijk mogelijk gemaakt, maar het was koud en toen we een paar da-gen later in het schuurtje gingen kijken, zagen we dat ze zich had opgerold tot een krakeling. Het lag vast niet lekker, tuingereedschap is niet iets om het bed mee te delen. Het enige wat een beetje comfort kon bieden, waren mijn tuinhandschoenen.
We gingen naar ons appartement in Stockholm en waren bijna twee weken weg. Ik hoopte aldoor dat de kat zou beseffen dat wij niet interessant voor haar waren en dat het beter was als ze naar huis terugkeerde of op zoek ging naar een andere beschermer. Maar toen we terugkwamen en de schuur deur opendeden, lag de kat nog steeds in mijn tuinmand en keek ons met haar grote ogen aan.
De winter kwam dat jaar vroeg en ons onverwarmde en tochtige schuurtje kan tijdens de gure winternachten niet bepaald een aangename plek zijn geweest. Toch leek het goed te gaan met de kat, ze zag er alert en wakker uit en fysiek was ze ook in vorm, haar vacht was dik en glanzend. Maar hoe kwam ze in ’s hemelsnaam aan eten? Had ze een baasje of vrouwtje ergens in de buurt, bij wie ze af en toe wat kon halen, of…?