‘De toon werd al snel gezet met de volgende vraag. ‘Hoe is sinds uw aanhouding in juni 2004 het contact tussen u en Willem Holleeder geweest?’
Paarlberg: ‘Zwijgrecht.’
Drie dagen lang zaten ze gevieren in één ruimte: een tafel, vier stoelen, koffie en een zwijgende verdachte. Het leidde tot twintig processen-verbaal waarin Paarlberg weliswaar nauwelijks iets zei, maar waarin wel zowat alle verdenkingen tegen hem de revue passeerden.
Hij kreeg te horen dat de politie zich verbaasde over de snelheid waarmee bedragen van Endstra waren doorgeboekt van de ene naar de andere bankrekening van Paarlberg, soms op de dag zelf, soms een dag later. Vaak stond er nauwelijks geld op de rekening, daarna kwamen de Endstra-miljoenen voorbij die vervolgens schielijk weer verdwenen. De BFER-mensen hadden het allemaal in ingewikkelde schemaatjes gevat en legden hun bevindingen aan de verdachte voor.
Op een gegeven moment kon Paarlberg het toch niet laten te reageren. Hij vond het ‘een hele normale zaak’ om geld meteen door te boeken van een rekening waarop hij geen rente kreeg of ‘omdat het daar vruchteloos staat’. Maar daar wilde Princen niet aan: ‘Er zitten ook rekeningen bij die in het verhaal een rare rol spelen, de Xenia-rekening onder andere. Dan denk ik: waarom is het geld daarheen gegaan? En dat in combinatie met het gegeven dat er op zo’n rekening eigenlijk geen geld staat voordat Endstra daarheen betaalt.’
Uiteraard ging het over Endstra’s krabbels, het in de garagebox van een van zijn vriendinnen gevonden dagboekje. Daarin had de vastgoedman genoteerd dat Holleeder geld van hem wilde hebben nadat hij het World Fashion Center had verkocht. Hoe verklaarde de verdachte dat Endstra kort daarop 2,8 miljoen uit zijn wfc-vennootschap overmaakte op een Zwitserse rekening van Paarlberg? ‘Raadsels, raadsels,’ klonk het uit de mond van de verhoorders. ‘Wij kunnen het niet meer vragen aan meneer Endstra. Maar we kunnen het wel vragen aan anderen die betrokken zijn bij deze betalingen […]. En daarom aan u de vraag: deze betalingen die meneer Endstra meldt […] heeft dat iets te maken met de schuld die meneer Endstra had aan meneer Holleeder?’
Paarlberg: ‘Zwijgrecht.’’