Leesfragment

‘De verslagenen’

  • 31 oktober 2016
  • 4m

Fragment uit De verslagenen. Waarom de Eerste Wereldoorlog nooit is opgehouden van Robert Gerwarth:

Een treinreis in het voorjaar

De ‘triomftocht’ van het bolsjewisme begon met een treinreis op paaszondag 1917. In de namiddag van 9 april 1917 vertrokken de Russische bolsjewiek Vladimir Iljitsj Oeljanov, zijn vrouw en medeactivist Nadezjda (Nadja) Kroepskaja en dertig van zijn naaste getrouwen per trein van het centraal station in Zürich, op weg naar Duitsland.

De autoriteiten in Berlijn hadden de geheime reis vanuit het neutrale Zwitserland via Duits grondgebied goedgekeurd en hadden de logistiek voor de verdere reis naar Rusland verzorgd. Zij koesterden grote verwachtingen van deze man, van wie buiten de Socialistische Internationale tot dan toe nog maar weinig mensen hadden gehoord, en die het pseudoniem ‘Lenin’ gebruikte voor zijn journalistieke artikelen in marginale links-radicale publicaties met zeer kleine oplagen. Gesteund door behoorlijk wat geld zou Lenin de kleine bolsjewistische beweging in zijn vaderland onder zijn hoede nemen, de Februarirevolutie die het tsaristisch regime eerder dat jaar omver had geworpen radicaliseren en Ruslands oorlog met de centrale mogendheden beëindigen.

Al vanaf het begin van de oorlog, eind juli 1914, had het Duitse ministerie van Buitenlandse Zaken geheime plannen ontwikkeld om de geallieerde thuisfronten te destabiliseren door revolutionaire bewegingen van verschillende politieke signatuur te ondersteunen: Ierse republikeinen die de banden met Londen wilden doorsnijden, jihadisten in de Britse en Franse imperia, en Russische revolutionairen die samenspanden tegen het autocratische regime van de tsaar in Petrograd. De Duitsers stonden grotendeels onverschillig tegenover de politieke ambities van elk van deze bewegingen, maar zagen ze als strategische partners bij hun pogingen de geallieerden van binnenuit te verzwakken. Tot grote spijt van de strategen in de Duitse hoofdstad leken hun inspanningen echter nergens het gewenste resultaat op te leveren. De pakweg drieduizend islamitische krijgsgevangenen die in 1914 vlak bij de Duitse hoofdstad waren geïnterneerd in een speciaal ‘Halvemaankamp’ in Zossen, werden voor propagandadoeleinden naar de Mesopotamische en Perzische frontlinies gestuurd, maar slaagden er nooit in grote aantallen jihadisten te mobiliseren. In het voorjaar van 1916 kreeg Berlijn met een nieuwe tegenslag te kampen toen de door Duitsland gesteunde Paasopstand niet leidde tot een algehele revolutie in Ierland. Bovendien werd Roger Casement, die tijdens de eerste twee oorlogsjaren in het Duitse Rijk had geprobeerd met krijgsgevangenen in Duitse gevangenschap een ‘Ierse brigade’ op te richten, gearresteerd en geëxecuteerd wegens verraad. Hij was vlak daarvoor in april door een Duitse onderzeeër bij de kust van Kerry aan land gezet.

Na de val van de tsaar in februari 1917 besloot Berlijn zijn beleid om revolutionairen naar hun vaderland terug te smokkelen nieuw leven in te blazen. In verband met de strategische ambities van Berlijn om aan de thuisfronten van de geallieerden onrust te veroorzaken, waren de Duitse ambassades in neutrale landen in 1914 begonnen lijsten op te stellen van verbannen Russische revolutionairen. De naam van Lenin verscheen in 1915 voor het eerst op een van deze lijsten. Na de troonsafstand van de tsaar meldde het Duitse ministerie van Buitenlandse Zaken aan haar regering en het militaire opperbevel dat ze in het neutrale Zwitserland enkele radicale marxisten kende, die met hun terugkeer naar Petrograd de extreemlinkse antioorlogsfactie van de bolsjewieken zouden versterken. De politieke en militaire kopstukken in Berlijn ondersteunden het plan om hen naar Rusland te smokkelen.

Toen Lenin in april 1917 aan zijn treinreis begon, was hij zesenveertig jaar oud en al enkele decennia als revolutionair actief. Vladimir en zijn familie waren oorspronkelijk afkomstig uit Simbirsk (Oeljanovsk) aan de Wolga, maar ze verhuisden naar het landgoed van zijn moeders familie vlak bij Kazan, nadat zijn vader Ilja, een edelman en schoolhoofd, in 1886 aan een hersenbloeding was overleden. Vlak daarna zwoer Vladimir zijn geloof in God af. In het volgend jaar werd het gezin opnieuw door rampspoed getroffen toen Lenins broer, Aleksandr, werd gearresteerd en geëxecuteerd wegens betrokkenheid bij een complot om tsaar Alexander III te vermoorden. Na de dood van zijn broer begaf ook Vladimir zich steeds meer in marxistische kringen. Nadat hij wegens deelname aan antitsaristische demonstraties van de Staatsuniversiteit Kazan was gestuurd, behield hij zijn politieke belangstelling tijdens zijn rechtenstudie in de Russische hoofdstad. Na zijn examens ging hij zich als advocaat nog meer met de marxistische beweging bemoeien en onderhield hij contacten met de leidende Russische sociaaldemocraten. In februari 1897 werd hij na terugkeer van een reis naar Europa voor drie jaar als politiek agitator naar Siberië verbannen. Het was tijdens deze periode van ballingschap – ergens tussen 1987 en 1900 – dat hij een wijdverbreide revolutionaire gewoonte volgde en, in een poging de tsaristische politie te verwarren, een schuilnaam aannam: Lenin, vermoedelijk naar de Siberische rivier de Lena.

Vanaf 1900 woonde Lenin in West-Europa, eerst in Zwitserland en daarna in München. Daar gaf hij de krant Iskra (De Vonk) uit, waarin hij ook zijn beroemde programmatische artikel ‘Wat te doen?’ publiceerde (1902). Hoewel Lenins ideeën voor de schepping van een communistische samenleving duidelijk waren geënt op Karl Marx’ analyse van het kapitalisme, was er ten minste één belangrijk onderscheid. Als gevolg van klassentegenstellingen zou de laatste fase van de burgerlijke samenleving en de kapitalistische economische orde volgens Marx van nature leiden tot een spontane volksopstand. Lenin wilde echter niet wachten op zo’n spontane revolutionaire beweging. Die ging uit van een geavanceerde industriële samenleving en een sterk ontwikkeld klassenbewustzijn onder industriearbeiders, en geen van beide bestond in Rusland. In plaats daarvan wilde hij de macht grijpen door middel van een gewelddadige coup, uitgevoerd door een vastberaden en goed getrainde avant-garde van professionele revolutionairen. Daarnaast waren in veel grote steden van het Russische Rijk in de loop van de revolutie van 1905 spontaan sovjets (arbeidersraden) ontstaan. Die moesten de oude machtsstructuur vervangen en het klassenbewustzijn onder de nog steeds grotendeels ongeletterde boeren en arbeiders van Rusland van bovenaf versnellen.

In het licht van de revolutionaire omwenteling in Rusland in 1905 en de daaropvolgende concessies van de tsaar in zijn Oktobermanifest was Lenin naar Rusland teruggekeerd, maar in december van dat jaar moest hij weer vluchten. Hij zou de volgende twaalf jaar weer in ballingschap doorbrengen. In die periode woonde hij in verschillende Europese steden: Genève, Parijs, Londen, Krakau en vanaf 1916 in Zürich. De grootste stad van Zwitserland was in die tijd een bijzonder aantrekkelijk toevluchtsoord: het land was een van de weinige plaatsen in Europa die niet bij de oorlog betrokken waren, maar beschikte wel over goede communicatielijnen en bood traditioneel zonder probleem onderdak aan andersdenkenden. Zürich was niet alleen de geboorteplaats van de avant-gardistische dadaïstische kunstbeweging rondom Hugo Ball en Tristan Tzara in het Cabaret Voltaire, maar werd ook het tijdelijke thuis van talrijke Europese linkse radicalen die de revolutie verspreidden terwijl ze regelmatig ruzie maakten over de manier waarop ze die moesten verwezenlijken.

Zulke debatten onder aanhangers van socialistisch links waren niets nieuws. Al sinds de vorming van de socialistische Tweede Internationale in juli 1889 hadden verschillende facties eindeloos gediscussieerd over hoe ze een proletarische heilstaat moesten realiseren. In het begin van de twintigste eeuw werd de kloof tussen de pleitbezorgers van hervormingen en mensen die aanstuurden op een revolutie steeds dieper. In het geval van de Russische Sociaaldemocratische Arbeiderspartij hadden de onverenigbare posities van de twee belangrijkste facties in 1903 zelfs geleid tot een blijvende splitsing in de partij: Lenins radicale bolsjewieken hadden zich afgescheiden van de meer gematigde mensjewieken, die (overeenkomstig Marx’ theorieën) pleitten voor een burgerlijk-democratische reorganisatie van Rusland voordat een proletarische revolutie kon plaatsvinden.

Het uitbreken van de oorlog in 1914 had de scheuren binnen de Europese arbeidersbeweging verder verdiept. De meeste sociaaldemocratische partijen hadden in 1914 de oorlogsgezinde koers van hun eigen land goedgekeurd en daarmee nationale loyaliteit boven internationale klassensolidariteit geplaatst. Lenin was een onbuigzame criticus van hervormingsgezind links en een fervent pleitbezorger van de radicale revolutie. Juist die opvatting maakte hem in de ogen van Berlijn tot een ideale kandidaat om de binnenlandse situatie in Rusland verder te destabiliseren.