Leesfragment

Leesfragment ‘De wereld van de hond’.

  • 7 juli 2016
  • 1m

Umwelt: honden hebben er een neus voor

Vanochtend werd ik gewekt door Pump. Ze streek met haar snorharen over mijn lippen en zat op enkele millimeters afstand nadrukkelijk aan me te snuffelen om te zien of ik wakker was, in leven was. Haar pogingen om mij te wekken onderstreepte ze met een luidruchtige nies recht in mijn gezicht. Ik opende mijn ogen en daar stond ze me aan te kijken: met een glimlach hijgde ze me gedag.

Ga eens naar een hond kijken. Toe, kijk maar eens. Misschien ligt er eentje vlak in de buurt, opgerold in een hondenmand of uitgestrekt op zijn zij op de tegelvloer, met zijn poten door een gedroomd grasveld sprintend. Kijk eens goed en vergeet nu alles wat je over deze of andere honden weet.

Ik geef toe dat dit een belachelijk verzoek is: ik verwacht heus niet dat je zomaar de naam, het lievelingskostje of het unieke profiel van je hond vergeet, laat staan alle andere dingen die je van hem weet. Je kunt mijn verzoek het best vergelijken met de vraag aan iemand die voor het eerst mediteert om meteen maar even satori, de hoogste meditatieve staat, te bereiken: streef ernaar en zie maar hoever je komt. Wetenschap streeft naar objectiviteit en vereist dat je je bewust wordt van oude vooroordelen en je persoonlijke perspectief. Als we honden door een wetenschappelijke bril bekijken, zullen we ontdekken dat bepaalde dingen die we over honden menen te weten volkomen ondersteund worden, en andere dingen die zo klaar als een klontje lijken bij nader inzien twijfelachtiger zijn dan we dachten. En door onze honden te bezien vanuit een ander perspectief, vanuit het perspectief van de hond, kunnen we dingen ontdekken die niet van nature opkomen bij wezens die behept zijn met menselijke hersenen. De beste manier om honden te leren begrijpen is vergeten dat we denken ze te kennen.

Het eerste wat we moeten vergeten, zijn antropomorfismen. Wij beschouwen het gedrag van honden vanuit ons menselijke perspectief, waarbij we onze eigen gevoelens en gedachten overdragen op deze behaarde wezens. Zo praten we er ook over: natúúrlijk, zullen we zeggen, hebben honden hartstochten en verlangens; natuurlijk dromen en denken ze; bovendien kennen en begrijpen ze ons, vervelen ze zich, worden ze jaloers en verdrietig. Als je hond je bedroefd aankijkt wanneer je ’s ochtends het huis verlaat, is er dan een natuurlijker verklaring denkbaar dan dat hij verdrietig is omdat je weggaat?

Het antwoord luidt: ja, namelijk een verklaring op basis van datgene wat honden daadwerkelijk kunnen voelen, weten en begrijpen. We gebruiken deze woorden, deze antropomorfismen, om wijs te kunnen worden uit het gedrag van honden. Van nature zijn wij gericht op menselijke ervaringen, waardoor we ervaringen van dieren slechts in zoverre begrijpen als ze overeenkomen met de onze. Wij herinneren ons verhalen die onze beschrijvingen van dieren bevestigen en vergeten voor het gemak de verhalen die dat niet doen. En we aarzelen niet ‘feiten’ over apen of honden of olifanten of welke dieren dan ook voor waar te houden zonder juiste bewijzen. Voor velen van ons begint en eindigt het contact met wilde dieren bij bezichtigingen in de dierentuin of programma’s op tv. De hoeveelheid nuttige informatie die we aan deze vorm van ‘muisje spelen’ ontlenen is beperkt: zo’n passieve ontmoeting leert ons nog minder dan wanneer we in het voorbijgaan bij de buren door het huiskamerraam naar binnen kijken. De buren behoren ten minste nog tot onze eigen soort.