Leesfragment

Nederland door Chinese ogen

  • 20 februari 2017
  • 3m

Fragment uit Nederland door Chinese ogen. Van groepstoerist tot internetjournalist van Garrie van Pinxteren en Frank Pieke.

Van pindachinees tot expat

Chinezen wonen en werken al meer dan honderd jaar in Nederland. De pindachinezen in de jaren dertig, de Indonesische Chinezen in de jaren vijftig, de restaurantchinezen in de jaren zestig, zeventig en tachtig, studenten en toeristen sinds het begin van de eenentwintigste eeuw: elke generatie Nederlanders heeft van jongs af aan wel haar eigen ervaring met Chinezen in ons land gehad, hoe oppervlakkig die ook moge zijn. Die ervaringen hebben veel positieve indrukken achtergelaten van een hardwerkende groep mensen en een weinig eisen stellende minderheid, exotisch, maar o zo Nederlands ‘Chinees-Indisch’ eten, bekwame en goed opgeleide artsen, tandartsen en opticiens, intelligente scholieren en studenten die vooral uitblinken in exacte vakken, en welkome vluchtelingen uit een communistische dictatuur in Vietnam of China zelf. Veel oudere Nederlanders herinneren zich vast nog het beeld uit de jaren dertig van de straatarme Chinees die te trots was om te bedelen en in plaats daarvan van zijn laatste centen pindakoekjes bakte en verkocht.

Maar er bestaan ook veel minder positieve beelden. Hierbij moeten we niet alleen denken aan stereotypen over gokverslaving of voedselveiligheid in Chinese restaurants. Triades en meer in het algemeen georganiseerde criminaliteit duiken voortdurend op in het beeld van Chinezen in Nederland. Dit begint al met afrekeningen en schietpartijen tussen rivaliserende bendes in de Chinese buurten in Amsterdam en Rotterdam in de periode net na de Eerste Wereldoorlog. Het duikt weer op met Hongkongse triades in de heroïnehandel in de jaren zeventig en meer recentelijk ook met mensensmokkel door netwerken uit de Zuid-Chinese provincie Fujian in de jaren negentig en 2000.

Wat bij die beeldvorming vooral opvalt, is dat Chinezen grotendeels worden gezien als een groep die buiten de gewone Nederlandse samenleving staat. Chinezen zijn er wel, maar ze zijn anders, ze doen dingen op een andere manier. Ze horen er niet echt bij, ondanks het feit dat ook vaak volmondig wordt erkend dat Chinezen een belangrijke en welkome bijdrage leveren aan de maatschappij, de economie en het welzijn van de gewone Nederlandse burger. Deze beeldvorming van Chinezen als buitenstaanders is zeker niet helemaal onjuist. Een groot gedeelte van de Chinezen ziet zichzelf – ook als zij hier al tientallen jaren wonen – als tijdelijke gasten die geen eisen moeten stellen en zich zo onopvallend mogelijk dienen te gedragen. Voor veel van hen is ‘onzichtbaarheid’ als groep de beste garantie om niet lastiggevallen en gediscrimineerd te worden. Anderen van Chinese afkomst vinden een dergelijke beeldvorming echter naïef, onjuist en soms zelfs kwetsend. Veel Indonesische Chinezen en kinderen van Chinese immigranten zijn Nederlandstalig opgevoed en hebben niet of nauwelijks een band met China. Het zijn juist beledigende en discriminerende opmerkingen zoals die van ‘bekende Nederlander’ Gordon aan het adres van een ‘afhaalchinees’ tijdens een talentenshow van rtl in 2013 waardoor zij zich anders voelen en op een stigmatiserende manier met hun Chineeszijn geconfronteerd worden.

Wat al deze beelden, opvattingen en misvattingen over Chinezen in Nederland met elkaar gemeen hebben, is het feit dat de aanwezigheid van Chinezen in Nederland wordt gezien als goeddeels losstaand van China zelf. Dat klopte misschien in de twintigste eeuw. Na de val van het keizerrijk in 1911 was China in de wereld nog nauwelijks van belang en het land raakte na de communistische overwinning in 1949 ook steeds meer in een isolement. Chinezen vestigden zich in Nederland (en natuurlijk ook elders in Europa), maar het was alsof zij door de mazen van een verarmde en afgesloten maatschappij waren geglipt. Hun banden met China, voor zover ze die überhaupt nog konden onderhouden, waren voor Nederland eigenlijk niet belangrijk.

In de eenentwintigste eeuw strookt deze opvatting volstrekt niet meer met de werkelijkheid. Vanaf het midden van de jaren zeventig kroop China langzamerhand weer uit het dal van de Culturele Revolutie en begon zich, eerst schoorvoetend maar al snel steeds voortvarender, open te stellen voor de buitenwereld. De officiële start van de hervormingen in 1978 en met name de ontmanteling van de planeconomie na 1992 hebben van China in minder dan veertig jaar tijd een hoeksteen van de wereldeconomie gemaakt, en zeker niet alleen vanwege zijn leidende rol in de productie en export van allerhande consumptiegoederen. China is bijvoorbeeld al jaren een van de grootste ontvangers van buitenlandse investeringen. Het land is daarnaast in de laatste tien jaar ook een van de belangrijkste herkomstlanden van buitenlands geïnvesteerd kapitaal geworden. Mede ten gevolge van deze kapitaalstromen zijn sommige van de allergrootste bedrijven en banken ter wereld tegenwoordig Chinees, ondanks het feit dat veel gewone consumenten in Nederland en andere westerse landen hun namen – zoals Sinopec, Industrial and Commercial Bank of China, State Grid of China en National Petroleum – niet of nauwelijks kennen.

Binnen Europa is ook Nederland een belangrijke bestemming van Chinees kapitaal. We kunnen ons niet meer veroorloven om ons nauwelijks bezig te houden met het overduidelijke feit dat de aanwezigheid van Chinezen hier betekent dat Nederland en China als maatschappijen, economieën en culturen met elkaar vervlochten raken. Toch is het zo dat als wij in Nederland denken aan de verwevenheid van Nederland en China door toenemende mondialisering, we dit bijna uitsluitend doen in termen van de handel van en naar China, investeringen en vestigingen van Nederlandse bedrijven in China en heel misschien aan Nederlanders die in China wonen, werken, studeren of op vakantie gaan. Daar zijn de laatste jaren natuurlijk ook de investeringen door Chinese bedrijven in Nederland bij gekomen, maar die worden (te) vaak uitsluitend gezien als bedreigingen waar we ons tegen moeten wapenen. Slechts zelden worden ze gezien als een normaal aspect van de opkomst van China en de mondialisering van de wereldeconomie.

Met andere woorden, China blijft ver weg, een land waar we misschien naartoe moeten of iets mee moeten doen, maar niet een land dat we zien als een onderdeel van ons leven hier in Nederland. Dit boek is bedoeld als een bijdrage aan het vullen van dit gat in de kennis en beeldvorming aangaande de belangen van China en Nederland voor elkaar. China en Chinezen in Nederland zijn meer dan slechts een aardige aanvulling op onze Nederlandse manier van leven. Veel meer dan in het verleden komen Chinezen hiernaartoe omdat Nederland en China steeds belangrijker voor elkaar worden (waarbij we gezien de verschillende omvang van beide landen natuurlijk wel de nodige bescheidenheid in acht moeten nemen) en daarmee ook steeds nauwer met elkaar verweven raken.

China komt dus steeds dichterbij en wordt steeds meer een onderdeel van Nederland. In dit boek vertellen we over de resultaten van onderzoek hiernaar dat in 2016 is uitgevoerd aan het LeidenAsiaCentre door een team van onderzoekers onder leiding van de twee hoofdauteurs van dit boek. We onderscheiden twee aspecten, die een totaal verschillende benadering vereisten. In het eerste deel van het boek kijken we naar de manier waarop Nederland in China wordt neergezet. Beeldvorming bepaalt voor een groot deel welke overwegingen Chinese immigranten, studenten, reizigers, toeristen, investeerders, handelaren, banken en overheidsinstellingen hebben bij hun beslissing om wel of niet naar Nederland te komen in plaats van bijvoorbeeld een ander Europees of westers land. Zij hebben daarbij veel meer dan vroeger een keuze.