Omgevallen
Een gewone donderdagochtend, een uur of halfacht. Ik sta onder de douche. Klappertandend. Al drie keer heb ik de kraan dichter naar het rode streepje gedraaid, en ik blijf het maar ijskoud houden, terwijl de stoom letterlijk van me af slaat. Hopelijk gaat de dubbele dosis ibuprofen die ik direct na het afgaan van de wekker heb ingenomen snel zijn werk doen. Het zou niet de eerste keer zijn dat ik op pillen de dag door kom. Ik voel me eigenlijk al weken niet fit.
Maar vandaag kan ik daar echt niet aan toegeven. Om negen uur – over dik een uur – moet ik, samen met Robin, Arco van Rijn tot de orde roepen. Arco is marketingdirecteur van een van de businessunits en heeft voor de tweede keer in korte tijd buiten onze afdeling om een reclamebureau ingeschakeld. Tegen alle afspraken in.
De bespreking is vermoedelijk zowel vanuit inhoudelijk als vanuit hiërarchisch oogpunt kansloos. Arco beroept zich op de instemming van mijn baas – en zijn gelijke – Wilbert om ‘af en toe wat kleine dingetjes zelf te kunnen doen’. Wilbert kon het zich desgevraagd niet meer allemaal goed herinneren. Ik heb eerlijk gezegd nog geen idee hoe ik het gesprek moet aanpakken. Maar ik kan het Robin in elk geval niet alleen laten opknappen. Met tegenzin draai ik de kraan dicht. Ik heb zo lang onder de douche gestaan dat ik me nu moet haasten. Kom op nou, afdrogen en aankleden, tempo. Maar het lukt niet. Mijn benen voelen als pudding en ik ben draaierig. Ik heb tegelijk kippenvel en een gloeiend hoofd.
Als ik nou heel even ga liggen, een paar minuten, om die pillen te laten aanslaan. Marc komt kijken waar ik blijf. ‘Zo kun je niet werken,’ beslist hij. Ik zeg dat het wel moet en vertel hem van de afspraak met Van Rijn. ‘Juist voor zo’n gesprek moet je fit zijn, schat, en in deze conditie ben je een sitting duck.’ Natuurlijk heeft hij gelijk. ‘Jij gaat je bed in, en ik stuur Marjan een berichtje dat je vandaag niet komt.’
Ik trek het zachte dekbed over me heen en realiseer me dat ik Marc niet eens heb verteld hoe slecht ik me de afgelopen tijd voel. Als hij terugkomt en op de rand van het bed gaat zitten, begin ik te praten. En te huilen. Ik stroom leeg als een fles cola waarmee geschud is. Pas als je de dop opendraait, merk je hoeveel druk erop stond.
De dagen erop zijn een soort twilight zone. Overdag slaap ik vooral. Ik voel nu pas hoe intens moe ik ben. Vaak word ik ’s nachts wakker met een enorme spanning in mijn lichaam. Mijn adem zit vast in mijn keel; als ik heel bewust lang en diep uitblaas, geeft dat even ontspanning, maar ik kan dat gevoel niet vasthouden. Het is als een permanent schrap staan, een stoot adrenaline die nergens toe leidt. Een keer word ik wakker en merk dat Marc zijn hand op mijn hoofd heeft gelegd en naar me kijkt. Ik lag te huilen in mijn slaap.
Maandag heb ik een afspraak met de huisarts. Een montere vrouw met halflang donkerblond haar en vriendelijke blauwe ogen, iets jonger dan ik. Het is mijn eerste bezoek aan de praktijk in het dorp waar we driekwart jaar geleden zijn komen wonen. Na drie vragen begin ik ook daar te huilen. Leuke introductie! Zij reageert kalm. Ze wil wat bloedtesten doen en ze adviseert me een week rust. Daarna zien we verder. ‘Misschien kun je al een beetje proberen te voelen waar je emotie vandaan komt.’ Het is fijn dat iemand de regie overneemt. En vreemd. De rest van de week kabbelt voorbij. Marc ontfermt zich over onze dochter Lisa en laat mij volkomen mijn gang gaan. Het komt heel goed uit dat hij nu zijn kantoor aan huis heeft. Ik slaap, eet en fiets af en toe een blokje om. Dat heb ik nauwelijks gedaan sinds we hier wonen. Maar nu ben ik haast zonder erbij na te denken op de fiets gestapt. Binnen tien minuten zit je aan de oevers van het Gooimeer met zijn uitgestrekte zachtgrijze horizon. En de andere kant op, door de polder, ben je met twintig minuten aan de Vecht.
Het is lekker om vanaf een steigertje of een boomstronk naar het water te kijken. De vogels te horen. De wind te voelen. En verder niks. Sitting by the dock of the bay, zegt mijn zusje. Het fietsen ontspant de spieren en maakt lekker moe in plaats van opgejaagd moe.
Ik voel me na die eerste dagen niet slecht. Fysiek ben ik helemaal niks waard, want na de kleinste activiteit moet ik minstens twee uur uitrusten. Mijn benen voelen vaak te slap om op te staan. Mijn hele ‘midden’ voelt hard en gespannen, alsof mijn gejaagde ademhaling de boel steeds strakker aantrekt. Ik heb bijna continu een pijnlijk gevoel vlak onder mijn ribben. Soms ga ik een uur in bad zitten om te proberen de onrust uit mijn lichaam te krijgen. Het is alsof er Spa Rood door mijn aderen borrelt. Mijn concentratie is helemaal weg. Ik kan niet eens een kort krantenbericht uitlezen; de letters dansen voor mijn ogen. En toch voelt het niet helemaal verkeerd. Mijn gevoelens en gedachten schieten weliswaar alle kanten op, maar ze zijn er tenminste weer. Het is gênant om steeds te moeten huilen, maar het lucht ook op. Hoeveel pijnlijker is het niet eens te weten hoe je je voelt, zoals nog geen twee weken geleden?
Het is een feit nu: ik ben omgevallen.