Fragment uit Rouwwerk. Liefde, verlies en verder leven van Julia Samuel.
Caitlin
Toen Caitlin bij me aanbelde, was ik heel nieuwsgierig. Hoe zou ze zijn, wat was haar verhaal? Ruimschoots voordat ik haar zag, hoorde ik een warme, energieke stem op de trap praten, met een zacht Iers accent; en toen ze binnenkwam, zag ik een grote, glimlachende vrouw met lang, golvend rossig haar en blauwe ogen. Ze was eind veertig, kwam vastberaden op me af gestapt en hield vervolgens stil om een vloerkleed recht te leggen dat ze per ongeluk had verschoven.
Caitlin sprak snel – ze was goed van de tongriem gesneden en grappig – en dus kostte het me even tijd voordat ik de breekbaarheid ontwaarde onder haar gepantserde ik. Ze had een moeilijk verhaal: David, haar echtgenoot sinds tien jaar (met wie ze al bijna twintig jaar samen was), had net te horen gekregen dat hij terminale leverkanker had. Bij hun laatste bezoek aan het ziekenhuis had ze de artsen onder druk gezet om haar een beeld te geven van zijn levensverwachting en had ze te horen gekregen dat hij nog tussen de negen en de achttien maanden te leven had. David had ervoor gekozen zo min mogelijk te weten, maar voor zichzelf had Caitlin meer informatie nodig gehad; het deel van haar dat flink en sterk was, hield haar voor: ‘Ik ben degene die dit schip bestuurt, ik moet weten waar ik aan toe ben’, al moest ze huilen toen ze me dat vertelde. Ze hadden een gecompliceerde relatie, die te lijden had gehad onder zijn alcoholverslaving, maar ze hield nog steeds van hem.
Ze maakte zich nog het meest zorgen om hun twee jonge kinderen, Kitty van negen en Joby van zes. Ze had hun niet verteld dat hun vader stervende was. Vaak werd ze overspoeld door reusachtige angstgolven: angst voor het onbekende, angst voor haar overleven, angst of zijzelf of David en zij er wel mee om konden gaan, angst over geld, angst voor haar kinderen en natuurlijk angst voor het sterven van David. Caitlin was volkomen de kluts kwijt. Ze wilde uiteraard haar kinderen beschermen, aangezien die nog heel jong waren; ze had hun al vaker leugentjes om bestwil verteld om Davids drankzucht verborgen te houden. Ze was bang dat hij ineens dood zou neervallen, zonder dat zij de tijd had gehad hen voor te bereiden. Ik vroeg wat ze dacht dat ze wisten. ‘Niets,’ zei ze. Ik zei dat dat onwaarschijnlijk was, aangezien kinderen slim zijn; ze voelen het onmiddellijk wanneer er iets aan de hand is, al weten ze dan misschien niet precies wat. En later vertelde ze me dan ook dat ze hadden gezegd: ‘Papa is net papa, maar dan kleiner.’
We bespraken de vraag of David in de gesprekken betrokken zou worden, en ze was er heel duidelijk over dat dat niet moest. We waren het erover eens dat ze om te beginnen haar kinderen zou vragen wat ze af wisten van de ziekte van hun vader. Ik zei dat ze op den duur de waarheid te horen moesten krijgen – niet alles tegelijk, maar in behapbare gedeelten. Haar antwoorden aan hen moesten letterlijk en feitelijk zijn; wat kinderen niet weten, verzinnen ze, en wat ze verzinnen kan angstaanjagender zijn dan de waarheid. Als ze de waarheid te horen kregen, zouden ze haar vertrouwen, en die waarheid zou het fundament vormen van de steun die ze nodig hadden tijdens dit ongelooflijk moeilijke en angstwekkende proces.
In een latere sessie vertelde Caitlin hoe ze het nieuws van Davids aanstaande dood aan haar kinderen had verteld. Ze had hun uitgelegd dat papa erg ziek was en dat dokters mensen meestal weer beter konden maken, maar dat ze hem deze keer niet beter konden maken. Eerst moesten ze niet huilen, maar toen ze vroeg waar ze zich zorgen over maakten, begon ze zelf te huilen, en moesten ze uiteindelijk allemaal huilen. Ze had hun laten zien dat er niets mis was met huilen, en dat het goed was om dat samen te doen. Ze hadden een heleboel vragen. Ging hij dood? Gingen zij dood? Caitlin was eerlijk en zachtmoedig tegenover hen. Ze zei: ‘Papa gaat dood als zijn lichaam niet meer werkt; we weten niet precies wanneer dat zal zijn, maar ik zal jullie altijd de waarheid vertellen.’ Daarna gingen ze verder met hun vaste ritueel van thee, bad en verhalen, met wat extra knuffels om hen te troosten. Het was een hartverscheurend gesprek geweest, een van de vele die ze in de loop van de weken daarna zouden hebben, maar hoe moeilijk het ook was, ze had het met enorme moed voor elkaar gekregen.
Ik was ervan overtuigd dat ik een relatie zou opbouwen met Caitlin. Ze deed denken aan een opgevoerde motor en had het nodig om voldoende vertrouwen op te bouwen om rustiger aan te doen en zich veilig te voelen. ‘Veilig’ was het cruciale, steeds opnieuw terugkerende woord in veel van onze sessies. Ze had een betrouwbaar iemand nodig die zorgzaam naar haar luisterde en zich niet overweldigd zou voelen door haar verhaal, iemand die haar de instrumenten kon aanreiken die nodig waren om structuur aan te brengen in haar uiterst reële angsten en om die vervolgens te hanteren. Ze hield van haar man, maar tegelijkertijd haatte ze hem om alles wat hij hun had aangedaan (zijn drankzucht beschreef ze als ‘gif dat op ons gezin neerdruppelt’) en ze had het gevoel dat zijn dood hen voorgoed onherstelbaar zou schaden.
Caitlin droeg haar angsten in een wervelwind van drukdoenerij met zich mee. Ze kwam vaak al druk pratend mijn kamer binnengestoven, alsof ze de pijn beter op afstand kon houden als ze maar snel praatte, als iemand die van het ene naar het andere hete kooltje springt. Ze kende heel weinig manieren om zichzelf te kalmeren als ze angstig werd, waardoor haar bedroefdheid alleen maar heftiger werd. Ze had het vaak over haar moeder, die ze regelmatig zag en van wie ze heel veel hield. Maar algauw werd me duidelijk dat haar moeder nogal slordig was omgesprongen met de opvoeding; net als David was ze drankzuchtig, wat onvermijdelijk betekende dat Caitlin haar niet kon vertrouwen. Caitlin vertelde me over ervaringen toen ze ongeveer tien jaar oud was: haar moeder kwam vaak te laat om haar van school af te halen, en Caitlin was dan gedwongen zich, diep beschaamd en overweldigd door een ellendig gevoel van eenzaamheid dat ze nooit kwijtraakte, achter het bushokje te verschuilen. Dit soort gebeurtenissen onthulde de wortels van haar gevoel van in de steek gelaten zijn en door welke bril ze naar de wereld keek, aangezien haar eerste gedachte in een gespannen situatie altijd was: ik word straks in de steek gelaten. De woorden ‘schaamte’ en ‘angst’ werden veelvuldig gebruikt in onze sessies. Toch hield ze van haar moeder en dus werd ze heen en weer geslingerd tussen diepe, warme liefde en pijnlijke woede. Mijn interpretatie van deze emoties (waar ze het niet mee eens was), was dat ze zich bediende van het ‘magisch denken’ van een kind, in de hoop dat haar affectie de drankgelagen van haar moeder in bedwang zou houden. Ze geloofde dat als zij lief was, haar moeder ook lief zou zijn, en dat als haar moeder dronken was, dat kwam doordat Caitlin niet lief was. Uiteraard hield Caitlin daar het idee-fixe aan over dat ze zelf slecht was.
En toen ze zeventien was, sloeg er ook nog eens een verwoestende tragedie toe. Haar geliefde vader, die een geslaagd man was geweest met een enorm groot hart, werd geestesziek en verhing zich in de bossen in de buurt van hun huis. Zijn dood volgde op een korte, onpeilbaar diepe vlaag van depressie. Caitlin vertelde dat ze sinds zijn dood het gevoel had gehad dat ze met een fles cyanide in haar maag rondliep. Ze zei dat haar vader ‘een geweldige man’ was geweest, van wie ze hield. Terwijl zij zat te praten, begon mijn hoofd te tollen; het was allemaal te erg om te verwerken. Dat zei ik haar ook, en ze moest huilen. Dat ik erkende dat het allemaal wel heel erg overweldigend was, stond haar op de een of andere manier toe om het ook onder ogen te zien. Die gruwelijke schok bij de dood van haar vader was haar tientallen jaren in geuren en kleuren bijgebleven; in de tijd die wij samen doorbrachten was ze in staat om het onderwerp aan te roeren, maar alleen voor een kort moment per keer. Dat weggestopte verdriet, dat haar voor mijn gevoel op een heel diep niveau had verzengd, werd weliswaar onvermijdelijk opgeroepen door het verlies dat haar nu te wachten stond, maar het was niet het moment om iets aan die wonden te doen. Ze zou er alleen maar door uit haar evenwicht raken, en dat op een moment dat ze alle krachten die ze had opgebouwd nodig had, in het zicht van Davids dood en alles wat die met zich mee zou brengen.
Caitlin was de jongste uit een groot Iers middenklassengezin met veel intieme, open, goede vriendschappen. Maar met mannen was ze anders. Die moesten haar het gevoel geven dat ze iets voorstelde en beminnenswaardig was; ze dacht dat ze zich anders moest voordoen om hun een plezier te doen, hun noden op de eerste plaats moest stellen en in één moeite door de hare moest negeren, met als gevolg dat ze zich uiteindelijk leeg en gebruikt voelde. Op dit moment van haar leven had haar obsessie voor mannen de vorm van Tim gekregen. Caitlin zei dat ze van David hield; hij was lief voor haar, had haar boven ieder ander gekozen en was de vader van haar kinderen; maar door zijn drankzucht was ze haar respect voor hem kwijtgeraakt. Het had het breekbare vertrouwen vernietigd dat er tussen hen was, en haar verlangen naar hem was weggesijpeld.
Tim was iemand over wie ze fantaseerde en van wie ze met haar gevoelige, intelligente geest besefte dat hij totaal ongeschikt was. Tim werkte in de marketing en was uitermate charmant; hij was onlangs gescheiden van zijn tweede vrouw en verkeerde financieel en emotioneel in grote beroering, aangezien hij voor drie kinderen in twee huizen moest betalen, en voor zijn eigen appartement. Caitlin wist dat hij haar niet kon geven wat ze nodig had, maar al dat ‘weten’ had absoluut geen invloed op haar gedrag. ‘Ik ben net een warmtezoekend projectiel, zoals ik almaar zit te wachten tot ik iets van hem hoor, plannen maak over wanneer ik hem kan zien, en voortdurend zit te repeteren wat ik tegen hem ga zeggen om te maken dat hij mij wil.’ Ze fantaseerde dat hij ineens zou beseffen dat hij ‘stapel’ op haar was en haar zijn liefde zou verklaren. Er liepen tegelijkertijd twee dialogen door haar hoofd: de ‘ik hou van je’-dialoog, en de dialoog waarin hij haar zijn liefde zou verklaren en zij tegen hem zou zeggen dat hij kon oplazeren. De werkelijkheid was helaas keihard. Wanneer ze elkaar daadwerkelijk ontmoetten, was hij onvoorspelbaar: soms gedroeg hij zich charmant en verleidelijk en trok hij haar seksueel aan, en andere keren deed hij behoorlijk afwijzend. Ze was vaak ongerust, en omdat ze voortdurend naar zijn volgende sms’je snakte, checkte ze om de minuut haar telefoon en kon ze zich pas weer concentreren wanneer er een sms was binnengekomen. Wanneer dat het geval was, las en herlas ze het bericht, en probeerde ze bijna op chirurgische wijze een betekenis uit de woorden te peuren die ze vrijwel nooit hadden. Teleurgesteld bleef ze hunkerend naar het volgende bericht achter. Dit patroon (waarin zij hem afwijst in de hoop dat hij haar zal proberen te krijgen) is een veelvoorkomend verschijnsel in relaties; de ene persoon roept: ‘Ga weg’, terwijl hij of zij eigenlijk bedoelt: ‘Vecht voor me, kom dicht bij me, laat me zien dat je me wilt.’ Het wordt ook vaak aangetroffen tussen kinderen en hun ouders.
Onder invloed van haar katholieke geloof en opvoeding wilde Caitlin een versie van zichzelf zijn waar ze trots op kon zijn, maar dat was onlosmakelijk verweven met haar behoefte om begeerd te worden. Voor Caitlin was Tim een magneet die haar met een onoverkomelijke kracht naar zich toe trok. Hij maakte aspecten van haar jongere ik in haar los, zoals ze wanhopig had verlangd naar de aandacht van haar moeder; de onvoorspelbaarheid van Tim weerspiegelde die van haar moeder, en ze ging nog steeds gebukt onder het gevoel dat ze een slecht mens was dat het niet verdiende te worden bemind.
Caitlin sprak vaak met haar ogen op de vloer gericht, en af en toe keek ze even opzij om te zien of ik er nog was, bang dat ik haar veroordeelde. Later zei ze dat ze op die momenten eindelijk het gevoel had gehad dat iemand haar zag zoals ze werkelijk was, met al haar tekortkomingen. Ze had niet het idee dat ze werd bekritiseerd, en doordat er niet over haar werd geoordeeld kon onze relatie groeien. Op het moment dat ik een evaluatiesessie voorstelde om te zien hoe we bezig waren, stortte ze in. ‘Dus jij gaat me ook in de steek laten, hè?’ snauwde ze, en ze barstte in tranen uit. Ze dacht dat dit mijn manier was om een eind te maken aan onze sessies. Ik legde uit dat ik niet degene was die haar dat einde zou opleggen, dat we daar allebei zeggenschap over hadden en gezamenlijk tot een besluit zouden komen. Het was van belang om haar te laten weten dat ik niet het patroon zou herhalen van haar vader en man, en plotseling uit haar leven zou verdwijnen. Het emotionele pantser waarin Caitlin zichzelf al als klein kind had gehuld, was net een laagje vernis dat zowel ondoordringbaar als onzichtbaar was. Het verhinderde haar om positieve gevoelens toe te laten en vast te houden, en blokkeerde het soort koestering dat ze juist het hardst nodig had. In feite onttrok ze zich aan echte, authentieke liefde, al was dat op het eerste gezicht precies wat ze altijd had gezocht. Als gevolg van het werk dat we samen deden en de aandacht die ze kreeg, begon ze heel langzaamaan te geloven dat ze beminnenswaardig was.
Alleen kon die obsessie van Caitlin voor Tim niet zomaar worden genegeerd, terwijl ik me er tegelijkertijd van bewust was dat die diende als een soort pijnstiller die de pijn vanwege Davids aanstaande dood dempte. Daarnaast was het een manier om haar zelfgevoel prijs te geven. Ik moest ervoor zorgen dat het drama rond Tim me niet afleidde van haar verlatingsangst, die een sleutelrol speelde in haar aanhoudend destructieve gedrag. Als ze een manier vond om haar innerlijke geagiteerde kind te troosten in plaats van dat arme kind in de zwakke, onzekere armen van Tim te drijven, zou ze beter beschermd zijn. Het kwam erop neer dat ik een manier moest vinden om haar te helpen zichzelf te helpen. De metafoor die ze gebruikte om zichzelf te beschrijven was ‘een pint donker bier’: ze toonde iedereen de schuimlaag bovenop, maar het grootste deel van haarzelf zat in de borrelende duisternis daaronder verborgen. Het lukte ons om samen naar die ‘duisternis eronder’ te kijken. ‘Het verdriet heeft mijn zelfvertrouwen een opstopper verkocht. Het lijkt wel of ik rondloop zonder benzine in mijn tank; alles is moeilijker dan anders en lijkt gedoemd te mislukken. Ik ben de hele tijd kwaad en ik zie daar niet zo gauw een eind aan komen.’ We bespraken manieren om daarmee om te gaan, zoals dat ze zichzelf per dag een hanteerbaar aantal taken zou geven: ontspannen dingen doen als lekker eten kopen en koken voor het gezin en goed eten, wat allemaal hielp om het gevoel te krijgen dat ze de touwtjes in handen had.