Nieuws

De verliezers van de Russische Revolutie 1917

  • 3 januari 2017
  • 6m

Honderd jaar geleden brak de Februarirevolutie uit, wat tot gevolg had dat het tsaristische regime verdween en de eerste communistische staat ontstond: de Sovjet-Unie. Een omwenteling in Rusland die een grote groep verliezers achterliet: de aristocratie. Douglas Smith schreef een boek over de aristocratische families en hun lotgevallen. Aan de hand van het lot van twee vooraanstaande aristocratische families – de Sjeremetjevs en de Golitsyns – laat Smith zien hoe zelfs tijdens de donkerste dagen van terreur het dagelijks leven gewoon doorging. Hieronder een fragment uit Verloren adel. De laatste dagen van de Russische aristocratie van Douglas Smith.

Hoofdstuk 1 | Rusland, 1900

Bij het begin van de twintigste eeuw viel Rusland struikelend en vallend de moderne tijd binnen. In de twintig jaar voor de Eerste Wereldoorlog ervoer het land een buitengewone industriële groei, waarmee het die van de Verenigde Staten, Duitsland en Groot-Brittannië overtrof. Onder Sergej Witte, de minister van Financiën, werd er met eigen en buitenlands kapitaal enorm geïnvesteerd in de Russische industrie, de mijnbouw en de spoorwegen. Tussen 1850 en 1905 groeide het spoorwegnet van 1275 kilometer naar 60.000. De olie-industrie werd even groot als die in de Verenigde Staten en Rusland produceerde meer staal dan Frankrijk. In de jaren na 1880 kwam er tussen Sint-Petersburg en Moskou de langste telefoonlijn ter wereld tot stand. In 1903 openden de eerste bioscopen in Rusland de deuren, hetzelfde jaar dat het aantal elektrische straatlantaarns in Sint-Petersburg tot 3000 toenam. Tegen 1914 was Rusland de vijfde industriële grootmacht in de wereld. De andere grootmachten keken met een mengeling van verbazing, jaloezie en vrees naar het tempo, en de toekomst, van de economische groei en macht in Rusland.

Maar ondanks de snelle industrialisatie, de explosieve groei van de Russische steden en de ongekende buitenlandse investeringen, was Rusland in 1900 nog steeds een feodale samenleving. De sociale opbouw leek op een piramide met een brede basis die geleidelijk op liep naar een smalle top. Aan de onderkant bevond zich de grote massa boeren, 80 procent van de totale bevolking. Aan de top stond de tsaar, de autocratische leider van een omvangrijk, multi-etnisch rijk dat in 1897 bijna 130 miljoen mensen telde. Daartussenin bevonden zich diverse sociale groepen, waarvan de aard door honderden jaren oude wetten en tradities werd bepaald: de geestelijkheid, de stedelingen, de zogeheten voorname of geëerde burgers, de kooplieden en de adel. In tegenstelling tot West-Europa en de Verenigde Staten was er geen grote, stedelijke middenklasse of bourgeoisie aanwezig. Tegen 1900 woonde iets meer dan 13 procent van de bevolking in steden, vergeleken met 72 procent in Engeland, 47 procent in Duitsland en 38 procent in de Verenigde Staten. Het overgrote deel van de Russische steden was de woonplaats van het kleine, goed opgeleide deel van de Russische elite, terwijl op het platteland slechts een kwart van de bevolking kon lezen en schrijven.

Niet alleen was Rusland nog steeds een traditionele boerenmaatschappij, het land bleef ook politiek vastzitten in het moeras van het verleden. Rusland werd niet geregeerd door wetten en instituties, maar door één man, de tsaar. De Grondwet van 1832 luidde: ‘Het Russische Rijk wordt geregeerd op de stevige grondslag van positieve wetten en statuten die worden uitgevaardigd door de Autocratische Macht.’ Men ging ervan uit dat de macht van de tsaar onbeperkt was; vorstelijke decreten hadden, net als mondeling gegeven opdrachten en bevelen, de kracht van wetten. Dat wil niet zeggen dat er geen wetten waren of dat er geen juridisch besef was; het ging er vooral om dat de tsaar de vrijheid en de macht had om te beslissen of hij ze al of niet zou toepassen.

In de laatste decennia van de negentiende eeuw maakten de hoogopgeleide klassen in Rusland zich steeds meer zorgen over de tweespalt tussen een zich moderniserende samenleving en een ouderwets, star politiek systeem. Hoewel het land de nieuwe tijd binnen stapte, leek de staat ongevoelig voor elke verandering. Tsaar Alexandr II had natuurlijk maatregelen genomen om Rusland in de tijd van de Grote Hervormingen te moderniseren. In 1861 waren de lijfeigenen bevrijd, waarmee een gruwelijk systeem van menselijk knechtschap was beëindigd dat eeuwenlang had geduurd en dat tegen de achttiende eeuw tot een niveau van onmenselijkheid was afgezakt dat sterk op de Amerikaanse slavernij leek. In 1864 werd het rechtssysteem hervormd tot een onafhankelijke rechtsorde waarin alle Russen, behalve de boeren – de grote meerderheid van de bevolking – voor de wet werden gelijkgesteld. In hetzelfde jaar werd de lokale gemeenschap een grotere zeggenschap gegund in het regelen van haar eigen zaken, met name op het gebied van het openbaar onderwijs, gezondheidszorg en wegenbouw, door de oprichting van zemstvo’s, gekozen organen voor zelfbestuur die los stonden van de overheid. De ‘tsaar-bevrijder’ had al ingestemd met een plan om met een klein aantal vertegenwoordigers van maatschappelijke geledingen nadere hervormingen te bespreken (de zogenaamde ‘Loris-Melikov-Grondwet’), toen hij op 1 maart 1881 werd opgeblazen door een bom die was gegooid door leden van de terroristische organisatie ‘De Volkswil’.

Nadat hij de troon had bestegen, verscheurde Alexandr III niet alleen de Loris-Melikov-Grondwet, maar vaardigde hij ook een vorstelijk manifest uit waarin hij opnieuw zijn absolute en onaangetaste autocratische macht bevestigde. Graaf Dmitri Tolstoj, de minister van Binnenlandse Zaken, vatte het nieuwe regeringsprogramma kortweg samen als: ‘Orde.’ Er werden contrahervormingen doorgevoerd die tot doel hadden de hervormingsmaatregelen van 1860 ongedaan te maken of te beperken. In de zomer van 1881 vaardigde de regering nieuwe ‘tijdelijke reglementen’ uit, die bedoeld waren de vrede te bewaren en de openbare orde te handhaven. De reglementen voorzagen de overheid van nog meer macht om haar onderdanen zonder vorm van proces te bewaken, te arresteren en te verbannen. Huizen konden doorzocht worden, bedrijven en scholen konden gesloten worden en men kon elk soort bijeenkomst, publiek of privé, verbieden. De reglementen gaven de regering zelfs de macht bijeenkomsten van gemeenteraden of zemstvo’s te verbieden en uit deze bestuursorganen iedereen te verwijderen die politiek onbetrouwbaar werd geacht. Hoewel de tijdelijke reglementen slechts voor drie jaar waren bedoeld, werden ze herhaaldelijk door Alexandr III en later door Nicolaas ii verlengd, waardoor er praktisch een noodtoestand heerste.

Alexandr III bracht nieuwe repressie, maar weinig anders. Hoewel sommigen in Alexandr de geest van Peter de Grote, en zijn knuppel, weer tot leven zagen komen, zagen anderen alleen maar de knuppel. Hij stelde geen belang in de maatschappij, zelfs niet in haar meest conservatieve leden die de autocratie omhelsden. In maart 1881 richtte een groep aristocratische conservatieven het Heilig Genootschap op om het leven van de tsaar te beschermen en de revolutionairen te bestrijden. Toen zijn leden, onder wie graaf Sergej Sjeremetjev, het waagden te suggereren dat alleen onderdrukkende maatregelen niet genoeg zouden zijn om de vijanden van de staat te verslaan en dat er iets aan het overheidsbeleid zou moeten worden veranderd, stelden de ministers van de tsaar het Heilig Genootschap aan de kaak en dwongen ze dat tot opheffing. Volgens minister Dmitri Tolstoj was het Heilig Genootschap besmet met het ‘verderfelijke liberalisme’

Nicolaas, de zoon en troonopvolger van Alexandr III, was in Livadia op de Krim toen hij in oktober 1894 het nieuws ontving dat zijn vader was overleden. Volgens grootvorst Alexandr Michailovitsj, zijn zwager, pakte een verbijsterde Nicolaas zijn arm beet en zei: ‘Wat moet ik doen, wat gaat er met mij, jou […] mijn moeder, met heel Rusland gebeuren? Ik ben er niet klaar voor om tsaar te zijn. Ik heb dat nooit willen worden. Ik heb geen verstand van regeren.’ De grootvorst, en de geschiedenis, zouden de waarheid van Nicolaas’ woorden bevestigen. Alexandr Michailovitsj schreef dat de persoonlijke kwaliteiten van Nicolaas, die ‘voor een gewone burger prijzenswaardig’ zouden zijn, ‘fataal waren voor een tsaar’. De zwakke, besluiteloze Nicolaas, die overweldigd was door de verantwoordelijkheid die hij als leider droeg en zich willoos uitleverde aan het ‘noodlot’, bleek inderdaad fataal te zijn voor zichzelf, voor zijn gezin en voor Rusland.

Van meet af aan zwoer Nicolaas dat hij in de geest van zijn gestorven vader zou blijven regeren. Nicolaas bleef de pers muilkorven, bevorderde het beleid om de macht van de zemstvo’s te verkleinen, beperkte de autonomie van de Russische universiteiten en verlengde de termijn van de tijdelijke maatregelen. Toen een delegatie van afgevaardigden van de zemstvo’s hem in januari 1895 een lange en succesvolle regeringsperiode toewenste en de wens durfde te uiten dat zij graag een rol wilde spelen bij het doorgeven van de wensen van het volk naar de overheid, onderbrak Nicolaas hen en noemde hun voorstel een ‘zinloze droom’. ‘Iedereen moet weten,’ zei hij tegen hen, ‘dat als ik al mijn krachten voor het welzijn van het volk zal aanwenden, ik daarbij de autocratische principes van wijlen mijn onvergetelijke vader net zo krachtig en resoluut zal toepassen als hij dat heeft gedaan.’

Maar dat kon hij niet en hij deed het dan ook niet. Terwijl zijn vader had geweten wat hij wilde, was de zoon altijd onzeker; waar de vader vastbesloten was, daar vond de zoon het moeilijk een besluit te nemen en zich daaraan te houden. Omdat hij wilde laten zien dat hij het schip van staat met vaste hand bestuurde, stond Nicolaas erop dat hij het toezicht had op bijna elk besluit dat nodig was om een groot rijk te besturen. Het duurde niet lang voordat de slecht opgeleide tsaar door een verlammende besluiteloosheid werd overweldigd. Als hij met moeilijke problemen werd geconfronteerd, trok Nicolaas vaak bleek weg, stak een sigaret op en deed er het zwijgen toe. Spotlustige opiniemakers maakten het grapje dat ‘Rusland geen grondwet nodig had om de macht van de monarchie in te perken, aangezien het land al een beperkte monarch had’. Verwarring, gebrek aan samenhang, stilstand en een gevoel van doelloos ronddobberen begonnen de sfeer in het kantoor van de tsaar te overheersen en de regering te besmetten.

Toch was er één aspect van de Russische politieke cultuur dat het bewind van Alexandr III overleefde. De Russen noemen het proizvól, een haast onvertaalbaar woord, maar dat vaak wordt omschreven als ‘willekeurig beleid’. Proizvol werd zichtbaar in het optreden van de Ochrana, de geheime politie, een organisatie die terroristen moest bestrijden, maar die iedereen van ondermijnende activiteiten leek te verdenken, zelfs de loyale onderdanen van de tsaar. Proizvol was ook aan de orde in het dictatoriale optreden van provinciale gouverneurs, die vaak als nietsontziende satrapen regeerden over enorme delen van het rijk. Vooral de goed opgeleide sociale klassen koesterden een grote wrok tegen hen, in het bijzonder de mannen in de zemstvo’s, wier werk door de gouverneurs werd gedwarsboomd en wier gezag zij probeerden te ondermijnen. De bemoeienis van de overheid met de zemstvo’s zou verreikende gevolgen hebben: tegen 1900 werden de zemstvo’s gedomineerd door de adel en door haar hardhandige aanpak van deze organisaties veranderde de overheid een van haar belangrijkste bondgenoten in een tegenstander.


Nieuws

Blader door onze Zomeraanbieding 2024

Onze Zomerjaarsaanbieding is binnen en hij is weer gevuld met prachtige non-fictietitels voor komend seizoen.

In De ruk naar rechts verheldert politiek verslaggever Wilco Boom op deskundige wijze de politieke staat van Nederland, Kathy Willis kijkt in Groene zintuigen op een radicaal andere manier naar de natuur en hoe het je gezonder kan maken, Vivian de …

Lees verder