Voorafgaand aan de verschijning van Gewapend met gevoel. Mijn generale kijk op leiderschap van Elanor Boekholt – O’Sullivan, lees je hier alvast een voorpublicatie en vindt je onder aan de pagina de mogelijkheid een pre-order te plaatsen. Het boek van Elanor Boekholt – O’Sullivan ligt vanaf 14 oktober in de winkels.
Wat als je werkt bij een organisatie waar uniformiteit de norm is, maar jij nét een beetje anders denkt, voelt of kiest? Wat als je er echt bij wilt horen, maar soms juist ook niet, om alles scherper te zien?
Leiderschap is dan niet iets wat je aantrekt, maar wat je durft af te leggen. Niet geharnast, maar gewapend met gevoel.
Elanor Boekholt – O’Sullivan
Hoofdstuk 1 uit Gewapend met gevoel van Elanor Boekholt – O’Sullivan
Een betekenisvolle afslag
Defensie was nooit plan A. Sterker nog, ze stond niet eens op mijn gedachtenlijstje. Als je me op mijn zestiende had gevraagd waar ik mezelf twintig jaar later zag, dan had ik waarschijnlijk iets gemompeld over reizen, geschiedenis en ‘iets met mensen’ – de klassieke vluchtzin van pubers die vooral weten wat ze níét willen.
Eerlijkheid, dat vond ik wel belangrijk. Gelijke kansen ook, dat zat er al vroeg in. Waarom precies weet ik niet. Sommige overtuigingen nestelen zich gewoon. Maar een uniform, leidinggeven en op missie? Nee, hoogst onwaarschijnlijk.
En toen overkwam me het leven, met zijn bekende talent om onverwacht de route aan te passen. Soms denk je dat je weet waar je heen gaat, tot je ineens een afslag neemt die niet op de kaart stond. Geen dramatische wending, geen donderslag bij heldere hemel – meer zo’n onopvallende zijstraat waar je per ongeluk in fietst en je dan pas halverwege beseft: blijkbaar is dit nu de route.
Voor mij was die zijstraat Defensie. Niet uit roeping. Niet uit passie. Niet eens uit nieuwsgierigheid. Simpelweg uit noodzaak. Ik was achttien, wilde op mezelf wonen en had geld nodig. En, al wist ik het toen nog niet: structuur. Mijn leven op dat moment was een vat vol vraagtekens: onbestemd, onrustig en rommelig.
Als je begrijpt waar ik vandaan kwam, snap je misschien ook waarom. Mijn jeugd was allesbehalve doorsnee. Mijn moeder had een niet-te-stoppen nieuwsgierigheid en reislust. Op jonge leeftijd trok ze al met een gitaar zingend door Ierland, langs cafés, pleinen en bejaardentehuizen. Vrijheid in optima forma, comfortabele schoenen en met een rugzak vol verhalen en niemand die haar vertelde wat wel of niet kon. Tot ze mijn vader ontmoette. Een trotse Ier met een sterke voorkeur voor structuur, discipline en het katholieke gedachtegoed – zeg maar het tegenovergestelde van een rondtrekkende singer-songwriter.
Mijn moeder verruilde haar vrije bestaan voor een huis, drie kinderen en een huwelijk dat al snel begon te wringen. De spanning tussen wie ze wás en wie ze móést zijn om het huwelijk werkend te houden werd uiteindelijk ondraaglijk. Twee jaar na mijn geboorte pakte ze haar spullen – met ons erbij – en vertrok uit Ierland. Tegen mijn vaders wil.
We kwamen terecht bij mijn grootouders in Utrecht, een tussenstation in een periode waarin alles in beweging was. Niet veel later verhuisden we naar Culemborg, waar mijn moeder, nu in haar eentje verantwoordelijk voor drie kinderen, probeerde opnieuw te beginnen. Zonder vangnet en zonder zekerheden. Met weinig geld, veel zorgen en nauwelijks houvast, bouwde ze aan iets wat nog geen naam had: een nieuw bestaan.
Onze spullen kwamen vaak van anderen. Kleding uit tassen die mensen aanreikten – een stapel hier, een doos daar. Op een ochtend voelde ik me trots in een trui die voor mij als nieuw voelde, tot een klasgenootje me fijntjes liet weten dat die van haar was geweest. Haar ouders hadden hem blijkbaar weggegeven. Ik weet nog precies hoe de schaamte toen in mijn lijf kroop: stil, venijnig, alsof ik was betrapt op iets waarvoor ik me moest verontschuldigen. Terwijl ik er niets aan kon doen.
Zoals alles wat je meemaakt en in je rugzak stopt vormend is. De context van je eigen persoonlijke reis.
Ik leerde te bewegen, altijd. Niet omdat ik zo doelgericht of ambitieus ben, maar uit noodzaak. Beweging was mijn manier geworden om grip te houden. Vooruit is veiliger dan stilstaan. Lang voordat ik het zo kon noemen, ontwikkelde ik zodoende iets wat ik inmiddels herken als een soort emotionele afstandsbediening. Ik leerde schakelen tussen nabijheid en afstand, tussen voelen en doorgaan. Want als je te veel hecht aan iets wat zomaar kan verdwijnen, doet het des te meer pijn als het er ineens niet meer is.
Zo leerde ik loslaten voordat ik écht had vastgepakt. Vriendschappen hield ik op veilige afstand, spullen werden functioneel en liefde werd iets waar je niet te veel op moest rekenen.
Het werkte. Ik kwam erdoorheen, ik hield mezelf overeind. Het was een overlevingsstrategie die me scherp, zelfstandig en weerbaar maakte. Handig, effectief en met gevolgen die pas veel later zouden doordringen. Zoals het onvermogen om hulp te vragen, of de neiging om weg te lopen voordat iets écht dichtbij kwam. Of het diepgewortelde gevoel dat je het altijd eerst zélf moet oplossen – koste wat kost.
Dat besef hielp dat ik me realiseerde: ik kon er niets aan doen. Aan de omstandigheden, aan de scheiding, aan de blikken op school, aan de trui die niet van mij was. En precies dát maakte het zo ingewikkeld. Want als je geen schuld draagt, maar je wél schaamt, dan wordt het iets wat je niet voelt, maar wel in stilte met je meedraagt.
Daarom hield ik afstand. Omdat ik dacht dat dat me veilig hield. En in zekere zin was dat ook zo. Maar het hield me óók op afstand van mezelf. Van echte nabijheid en van die diepe, vanzelfsprekende verbondenheid die sommige mensen lijken te hebben met de wereld om zich heen.
… leiderschap draait niet om rangen of standen, onderscheidingen, dure pakken of chique
Elanor Boekholt – O’Sullivan
mantelpakjes. Leiderschap gaat over ruimte durven maken. Voor het grotere geheel, voor de ander, en vooral: voor jezelf.
Het nest
Misschien komt het daardoor dat ‘erbij horen’ nooit vanzelfsprekend heeft gevoeld voor mij. Als je nét een beetje anders bent, om wat voor reden dan ook, lijkt het nest waarin anderen opgroeien er voor jou niet helemaal te zijn. Of wellicht was ik er wel uitgeduwd, voordat ik überhaupt had geleerd hoe je moest vliegen. En tegelijk – en dat is het ingewikkelde – wilde ik er wél bij horen. Deel zijn van iets. Niet per se op de voorgrond, maar ook niet aan de zijlijn. Maar dan wel op mijn voorwaarden. Ik wilde mee kunnen doen, maar ook het recht hebben om te zeggen: ‘Nu even niet, bedankt.’
Zoals een vogel op de rand van het nest. Je zit erbij, je kijkt mee, je hoort er net genoeg bij om niet te verdwijnen – maar je houdt altijd de optie open om weg te vliegen. Gewoon, omdat het kan. Omdat vrijheid, al is het maar het idee ervan, veiliger voelt dan afhankelijkheid.
Die houding – half in, half uit – heeft me lang beschermd. En misschien heeft die me juist daardoor bij Defensie gebracht. Niet een carrièrebeurs of een jeugddroom om de wereld te verbeteren, maar een advertentie in een televisiegids, ergens tussen een aanbieding voor horloges en een kortingsbon voor een elektrische deken.
‘Betaalde baan bij Defensie. Vervolgopleidingen mogelijk.’ Het klonk niet als mijn toekomst, maar als een uitweg. Een oplossing om mijn middelbare school niet af te maken, om financieel onafhankelijk te zijn en op mezelf te kunnen wonen. Niet voor het leven, maar wel voor de vraag: Wat nu?
Ik meldde me aan. Doorliep het selectieproces. En zonder dat ik het wist, zette ik daarmee mijn eerste stap in een wereld die ik nooit had overwogen, maar waar ik uiteindelijk wel een plek vond.
Mijn jeugd verklaart nu veel. Waarom ik me aangetrokken voelde tot een systeem dat duidelijke lijnen trok. Waarom ik me veilig voelde binnen regels die voor buitenstaanders wellicht streng lijken, maar van binnen juist ruimte geven. Waarom ik zo lang moeite had met dichtbij komen.
Defensie was geen droom, geen ideaal en ook geen bewuste keuze destijds. Maar het bleek ironisch genoeg precies wat ik nodig had. Een plek waar ik richting en rust vond, en waar ik leerde dat discipline niet het tegenovergestelde van vrijheid is, maar soms juist een voorwaarde ervoor.
Elanor Boekholt – O’Sullivan
Elanor Boekholt-O’Sullivan (1976) is sinds 2022 luitenant-generaal bij de Koninklijke Luchtmacht. Daarmee is ze de hoogste vrouwelijke militair in Nederland. In 2023 werd ze gekozen tot SER Topvrouw van het Jaar.
Gewapend met gevoel
Een eerlijk boek over willen en moeten veranderen en de strijd tussen binnen en buiten, tussen wat van je wordt verwacht en je persoonlijkheid, en over de kracht van blijven – juist als het schuurt.