‘Mijn vader Jan en mijn moeder Annie hadden een goedbeklante manufacturenzaak in de Midstraat in het Friese Joure. Toen Jan moest kiezen in het leven, was de economische crisis van de jaren dertig op zijn hevigst en viel er dus niets te kiezen. Hij belandde, na een technische opleiding, in de ‘lapjeswinkel’ van zijn vader, die later door Annie, een getalenteerd zakenvrouw, tot grote bloei werd gebracht.’
Intussen droomde de jonge Jan van der Meulen van een ander leven. Als het maar even kon, zat hij in het schuurtje achter het huis, waar hij koper sloeg en apparaten uitvond. Het schuurtje was zijn domein, en het was daar dat de magie rond het Patent groeide. Het Patent! Het zou het toverwoord worden van het hele gezin. Een Duitse oom, uitvinder te Düsseldorf, had een revolutionair apparaat ontwikkeld, waarmee hij samen met zijn Nederlandse neef de wereld van de techniek zou veroveren. Zodra tenminste het aangevraagde patent was toegekend.
Zo werd het Patent in een kalm middenstandsgezin in de jaren vijftig het sleutelwoord voor een nieuw, opwindend leven. Het hele gezin werd onderdeel van de strijd om het Patent en het diepe verlangen van Jan naar een ander leven – een verlangen dat overigens voortvarend werd bijgeremd door Annie.
Het Patent is niet alleen een ontroerende, tragikomische familiegeschiedenis, het geeft ook een indringend beeld van de periode van de wederopbouw, waarin beperkte mogelijkheden inspireerden tot grootse vergezichten.