In de zomer van 1920 wordt buiten de poorten van Warschau een slag geleverd, die in historisch belang niet onderdoet voor de slag bij Waterloo. Maar hoe ingrijpend en beslissend ook, het verhaal van de Poolse strijders die op het nippertje weten te voorkomen dat Lenin met zijn Russische leger het bolsjewisme naar West-Europa brengt, is grotendeels vergeten.
De nieuwe Sovjetstaat is in 1920, kort na de Russische Revolutie, nog wankel. De beste manier om zijn voortbestaan te waarborgen, lijkt export van de revolutie naar Duitsland. Dat land zit na de nederlaag van de Eerste Wereldoorlog economisch aan de grond en wordt door interne tweedracht verscheurd.
Maar tussen Rusland en Duitsland ligt Polen, dat nog maar net onafhankelijk is en dat graag zo wil houden.
Adam Zamoyski beschrijft in De slag om Warschau op zijn bekende, meeslepende wijze hoe het Poolse leger onder bevel van de autodidacte generaal – en voormalig terrorist – Josef Pilsudski een van de spectaculairste en invloedrijkste overwinningen in de geschiedenis behaalt. Vliegtuigen en tanks worden overweldigd door lansiers en Kozakken te paard: taferelen die herinneren aan de Napoleontische oorlogen. Door de nederlaag bij Warschau mislukte Lenins opzet het communisme naar West-Europa te brengen.